ECLI:NL:HR:2021:997

Hoge Raad

Datum uitspraak
25 juni 2021
Publicatiedatum
24 juni 2021
Zaaknummer
20/02413
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Partneralimentatie en niet-financiële factoren in het familierecht

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 25 juni 2021 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende partneralimentatie. De vrouw, verzocht om cassatie tegen de beschikking van het hof, waarin werd geoordeeld dat er geen aanspraak op partneralimentatie bestaat vanwege grievend gedrag jegens de andere echtgenoot. De advocaat van de vrouw, H.J.W. Alt, heeft het cassatierekest ingediend, terwijl de man, vertegenwoordigd door advocaat M.E. Bruning, een verweerschrift tot referte heeft ingediend. De conclusie van de Advocaat-Generaal E.M. Wesseling-van Gent strekte tot verwerping van het cassatieberoep, waarop de advocaat van de vrouw schriftelijk heeft gereageerd.

De Hoge Raad heeft het procesverloop in feitelijke instanties in acht genomen, waarbij verwezen werd naar eerdere beschikkingen van de rechtbank Den Haag en het gerechtshof Den Haag. De Hoge Raad heeft de klachten over de beschikking van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van de beschikking. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, aangezien het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.

In de beslissing heeft de Hoge Raad het beroep verworpen en de kosten van het geding in cassatie gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. Deze beschikking is openbaar uitgesproken door voorzitter H.M. Wattendorff.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer20/02413
Datum25 juni 2021
BESCHIKKING
In de zaak van
[de vrouw],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKSTER tot cassatie,
hierna: de vrouw,
advocaat: H.J.W. Alt,
tegen
[de man],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie,
hierna: de man,
advocaat: M.E. Bruning.
1. Procesverloop
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
de beschikkingen in de zaken C/09/550871 en C/09/560914 van de rechtbank Den Haag van 5 april 2019 en 1 augustus 2019;
de beschikking in de zaken 200.268.638/01 en 200.268.638/02 van het gerechtshof Den Haag van 6 mei 2020.
De vrouw heeft tegen de beschikking van het hof beroep in cassatie ingesteld.
Het cassatierekest en het aanvullend verzoekschrift zijn aan deze beschikking gehecht en maken daarvan deel uit.
De man heeft een verweerschrift tot referte ingediend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal E.M. Wesseling-van Gent strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaat van de vrouw heeft schriftelijk op die conclusie gereageerd.

2.Beoordeling van het middel

De Hoge Raad heeft de klachten over de beschikking van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die beschikking. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad:
  • verwerpt het beroep;
  • compenseert de kosten van het geding in cassatie aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren H.M. Wattendorff, als voorzitter, A.E.B. ter Heide en S.J. Schaafsma, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer H.M. Wattendorff op
25 juni 2021.