Uitspraak
8.De beschikking van 5 oktober 2023
9.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
10.De feiten
11.De omvang van het geschil
- primair: de verzochte kinderalimentatie af te wijzen c.q. geen bijdrage van de man aan de vrouw voor [minderjarige] op te leggen;
- subsidiair: een maximaal bedrag van € 346,-- [het hof begrijpt:] per maand op te leggen en per 1 maart 2024 maximaal € 267,-- [het hof begrijpt:] per maand;
- meer subsidiair: een maximaal bedrag van € 453,-- [het hof begrijpt:] per maand op te leggen en per 1 maart 2024 maximaal € 374,-- [het hof begrijpt:] per maand,
12.De motivering van de beslissing
rechtbankheeft geoordeeld dat de man in de periode van 1 maart 2023 tot 1 maart 2024 met een bedrag van € 457,-- per maand dient bij te dragen in de kosten van verzorging en opvoeding van [minderjarige] . Met ingang van 1 maart 2024 heeft de rechtbank de door de man te betalen bijdrage voor [minderjarige] vastgesteld op € 449,-- per maand.
vrouwkomt met grief II op tegen het oordeel van de rechtbank dat er onderscheid dient te worden gemaakt in de periode tot 1 maart 2024 en de periode vanaf 1 maart 2024, het tijdvak waarin de man met pensioen is. Ter toelichting op de grief voert de vrouw het volgende aan.
manvoert in reactie op grief II van de vrouw het volgende aan. Als hij in maart 2024 zijn pensioengerechtigde leeftijd van 67 jaar heeft bereikt, mag hij van zijn pensioen gaan genieten. Hij mag niet verplicht worden om te blijven doorwerken. De vrouw kan zelf ook meer gaan werken dan 10 uur per week. Tijdens de mondelinge behandeling heeft hij desgevraagd geantwoord dat hij na zijn pensioen stopt met werken.
hofoverweegt als volgt.
manop tegen het oordeel van de rechtbank om een percentage van 35% in aanmerking te nemen. Ter toelichting voert de man het volgende aan. Partijen zorgen allebei om en om een week voor [minderjarige] . Vanwege het fiscale voordeel zijn partijen overeengekomen dat [minderjarige] (ondanks dat zij het hoofdverblijf heeft bij de man) staat ingeschreven op het adres van de vrouw. Voor de twee weken per maand dat [minderjarige] bij de vrouw is, ontvangt de vrouw de volledige kinderbijslag van € 109,-- per maand en het volledige kindgebonden budget van € 458,-- per maand, dus in totaal € 567,-- per maand (in 2023). Een verdere financiële bijdrage moet worden afgewezen.
vrouwhet volgende aan. De rechtbank is terecht uitgegaan van een zorgkorting van 35%. De vrouw verzet zich tegen een terugbetalingsverplichting. De man is onderhoudsplichtig voor [minderjarige] . Uitgangspunt is dat partijen naar rato van hun draagkracht bijdragen in de kosten van hun kind. De reis naar Cuba is vooraf aangekondigd en bekend. Zij is daar ziek geworden en daarom langer in Cuba gebleven dan gepland.
hofoverweegt als volgt.
hofgaat daarom uit van een huwelijksgerelateerde behoefte van € 2.579,-- netto per maand.
rechtbankheeft ten aanzien van de aanvullende behoefte geoordeeld dat de vrouw beschikbaar en in staat is om 40 uur per week te werken. Daarmee kan de vrouw een bruto jaarinkomen verdienen van € 29.884,-- (tot 1 maart 2024) / € 35.507,-- (per 1 maart 2024). De rechtbank heeft het netto besteedbaar inkomen van de vrouw tot 1 maart 2024 becijferd op € 2.333,-- en de aanvullende behoefte op € 246,-- netto per maand. Met ingang van 1 maart 2024 heeft de rechtbank het netto besteedbaar inkomen van de vrouw becijferd op € 2.640,-- en geoordeeld dat er geen aanvullende behoefte resteert.
vrouwkomt met de grieven III, IV, VI en VIII op tegen de door de rechtbank becijferde verdiencapaciteit en aanvullende behoefte van de vrouw. Ter toelichting op deze grieven voert de vrouw het volgende aan.
manhet volgende aan.
hofoverweegt als volgt. Uit vaste jurisprudentie van de
vrouwheeft bij de rechtbank verzocht de huwelijkse voorwaarden nietig te verklaren c.q. te vernietigen en voor recht te verklaren dat partijen in een algehele gemeenschap van goederen zijn gehuwd en partijen te veroordelen over te gaan tot verdeling van deze gemeenschap met benoeming van een notaris en onzijdig persoon.
rechtbankheeft in rov. 3.8.6 van de bestreden beschikking overwogen:
vrouwmet grief IX op tegen het oordeel van de rechtbank en de afwijzing van haar verzoek zoals hiervoor weergegeven in rov. 12.19 en 12.20. Ter toelichting op de grief voert de vrouw het volgende aan.
mandat de vrouw ziek was in 2012 en onder behandeling stond van een psycholoog. Zij heeft nooit een traject bij een psycholoog gehad. Er zijn geen facturen van een psycholoog bekend en er zijn ook geen declaraties ingediend bij de zorgverzekeraar. De vrouw was de eerste drie maanden van de zwangerschap ziek, maar verkeerde in het tweede en derde trimester in een blakende gezondheid.
hofoverweegt als volgt.
manheeft verzocht om de vrouw te veroordelen in de kosten van de procedure. Hij voert daartoe onder meer samengevat aan dat hij gedurende drie jaar nodeloos veel geld kwijt was aan advocaat- en griffiekosten voor de procedures met de vrouw. De vrouw heeft een toevoeging en de man dient zijn advocaat zelf te betalen. De vrouw heeft een vechtscheiding gestart, blokkeert de mogelijkheid van mediation door naar Cuba te vertrekken en de rekt de procedures onnodig. Gelet op de door de man aangevoerde feiten en omstandigheden is een kostenveroordeling op zijn plaats.
vrouwvoert verweer.
hofziet in hetgeen de man heeft aangevoerd geen aanleiding om de vrouw te veroordelen in de kosten van de procedure en zal de kosten compenseren omdat partijen gewezen echtgenoten zijn.
13.De slotsom
14.De beslissing
- met ingang van 1 maart 2023 tot 1 januari 2024 € 452,-- per maand;
- van 1 januari 2024 tot 1 maart 2024 € 480,-- per maand;
- met ingang van 1 maart 2024 € 348,-- per maand;
- in de periode van 17 oktober 2023 tot 1 januari 2024: € 814,-- per maand;
- in de periode van 1 januari 2024 tot 1 maart 2024: € 868,-- per maand;