Uitspraak
wonende te [woonplaats],
wonende te [woonplaats],
gevestigd te [woonplaats],
wonende te [woonplaats],
2.Beantwoording van de prejudiciële vragen
3.Beslissing
18 juni 2021.
Hoge Raad
Op 18 juni 2021 heeft de Hoge Raad der Nederlanden een prejudiciële beslissing genomen in een zaak die betrekking heeft op de ontslagprocedure van een bewindvoerder en mentor. De zaak is ontstaan uit een verzoek van de rechthebbende om ontslag van de bewindvoerder, [A], en de benoeming van een nieuwe bewindvoerder. Tevens heeft Toekomst Bewindvoeringen verzocht om ontslag als mentor. De rechthebbende, die onder bewind en mentorschap staat, heeft een gespannen relatie met haar dochter, verzoekster, die niet is opgeroepen voor de mondelinge behandeling. De kantonrechter heeft het verzoek tot ontslag van de mentor afgewezen en de bewindvoerder ontslagen, waarna Toekomst Bewindvoeringen als opvolgend bewindvoerder is benoemd.
De Hoge Raad heeft in deze prejudiciële procedure de vraag beantwoord of verzoeken tot ontslag van een bewindvoerder of mentor onder de bepalingen van artikel 798 lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering vallen. De Hoge Raad concludeert dat dit inderdaad het geval is, en dat de kring van belanghebbenden in dergelijke procedures breder is dan alleen de rechthebbende. Dit betekent dat ook verwanten van de rechthebbende, zoals kinderen, als belanghebbenden moeten worden aangemerkt in procedures over ontslag van een bewindvoerder of mentor.
De Hoge Raad heeft de prejudiciële vragen van het gerechtshof Den Haag beantwoord en bevestigd dat artikel 798 lid 2 Rv van toepassing is in procedures over ontslag van een bewindvoerder of mentor, en dat de benoeming van een opvolger in dezelfde procedure kan worden behandeld. De beslissing is openbaar uitgesproken door raadsheer M.J. Kroeze.