Voor de beoordeling van het cassatiemiddel zijn de volgende bepalingen – zoals deze luidden ten tijde van het bewezenverklaarde – van belang:
- artikel 6 lid 1 EVRM, in de Nederlandse vertaling;
“Bij het vaststellen van zijn burgerlijke rechten en verplichtingen of bij het bepalen van de gegrondheid van een tegen hem ingestelde vervolging heeft een ieder recht op een eerlijke en openbare behandeling van zijn zaak, binnen een redelijke termijn, door een onafhankelijk en onpartijdig gerecht dat bij de wet is ingesteld. De uitspraak moet in het openbaar worden gewezen maar de toegang tot de rechtszaal kan aan de pers en het publiek worden ontzegd, gedurende de gehele terechtzitting of een deel daarvan, in het belang van de goede zeden, van de openbare orde of nationale veiligheid in een democratische samenleving, wanneer de belangen van minderjarigen of de bescherming van het privé leven van procespartijen dit eisen of, in die mate als door de rechter onder bijzondere omstandigheden strikt noodzakelijk wordt geoordeeld, wanneer de openbaarheid de belangen van een behoorlijke rechtspleging zou schaden.”
- artikel 47 lid 2 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (hierna: Handvest):
“Eenieder heeft recht op een eerlijke en openbare behandeling van zijn zaak, binnen een redelijke termijn, door een onafhankelijk en onpartijdig gerecht dat vooraf bij wet is ingesteld. Eenieder heeft de mogelijkheid zich te laten adviseren, verdedigen en vertegenwoordigen.”
- artikel 48 Handvest:
“1. Eenieder tegen wie een vervolging is ingesteld, wordt voor onschuldig gehouden totdat zijn schuld in rechte is komen vast te staan.
2. Aan eenieder tegen wie een vervolging is ingesteld, wordt de eerbiediging van de rechten van de verdediging gegarandeerd.”
- artikel 1 van de Wet op de economische delicten (hierna: WED):
“Economische delicten zijn:
1°. overtredingen van voorschriften, gesteld bij of krachtens:
(...)
de Wet voorkoming misbruik chemicaliën, de artikelen 2, onder a, en 4, tweede lid.”
- artikel 2 lid 1 WED:
“De economische delicten, bedoeld in artikel 1, onder 1° (...) zijn misdrijven, voor zover zij opzettelijk zijn begaan; voor zover deze economische delicten geen misdrijven zijn, zijn zij overtredingen.”
- artikel 6 lid 1 WED:
“Hij, die een economisch delict begaat, wordt gestraft:
1°. in geval van misdrijf, voor zover het betreft een economisch delict, bedoeld in artikel 1, onder 1° (...) met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren, taakstraf of geldboete van de vijfde categorie;
(...)”
- artikel 1 van de Wet voorkoming misbruik chemicaliën:
“In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
(...)
b. Verordening nr. 273/2004: verordening (EG) nr. 273/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 inzake drugsprecursoren (PbEU L 47);
(...)”
- artikel 2, aanhef en onder a, van de Wet voorkoming misbruik chemicaliën:
“Het is verboden te handelen in strijd met voorschriften gesteld bij of krachtens: a. de artikelen 3, tweede en derde lid, en 8 van Verordening nr. 273/2004 (...).”
- artikel 1 van de Verordening (EG) nr. 273/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 inzake drugsprecursoren (hierna: de Verordening):
“Toepassingsgebied en doel
Deze verordening stelt geharmoniseerde maatregelen vast voor het intracommunautaire toezicht op bepaalde stoffen die vaak voor de illegale vervaardiging van verdovende middelen en psychotrope stoffen worden gebruikt, teneinde misbruik van deze stoffen te voorkomen.”
- artikel 8 lid 1 Verordening:
“Verstrekking van informatie over geregistreerde stoffen aan de bevoegde instanties
1. De marktdeelnemers stellen de bevoegde instanties onverwijld in kennis van elk voorval, zoals ongewone orders voor of transacties met geregistreerde stoffen, dat erop kan wijzen dat deze in de handel te brengen stoffen wellicht worden misbruikt om verdovende middelen of psychotrope stoffen op illegale wijze te vervaardigen.”