ECLI:NL:CRVB:2021:3210
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand wegens handelen in softdrugs en afwijzing aanvraag individuele inkomenstoeslag
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 14 december 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over de intrekking en terugvordering van bijstand van appellant, die sinds 1 mei 2003 bijstand ontving op basis van de Participatiewet (PW). De intrekking was gebaseerd op het aantreffen van een aanzienlijke hoeveelheid softdrugs in de woning van appellant, wat leidde tot de conclusie dat hij niet aan zijn inlichtingenverplichting had voldaan. De rechtbank Noord-Nederland had eerder de beroepen tegen de besluiten van het college van burgemeester en wethouders van Groningen ongegrond verklaard. Appellant had geen deugdelijke administratie bijgehouden, waardoor niet kon worden vastgesteld of hij recht had op bijstand. Het college had de bijstand over november 2018 ingetrokken en de gemaakte kosten teruggevorderd. Appellant voerde aan dat hij niet kon worden gehouden om inlichtingen te verstrekken die hem mogelijk in een staat van beschuldiging zouden stellen, maar de Raad oordeelde dat de inlichtingenverplichting niet in strijd was met het nemo teneturbeginsel. De Raad bevestigde dat appellant de inlichtingenverplichting had geschonden en dat het college terecht de bijstand had ingetrokken. De aanvraag voor individuele inkomenstoeslag werd afgewezen omdat het recht op bijstand niet kon worden vastgesteld. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen veroordeling in proceskosten uitgesproken.