2.1In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
Opsporingsonderzoek
(i) Vanaf 4 juli 2013 hebben rechercheurs van de Fiscale inlichtingen- en opsporingsdienst (hierna: FIOD) onder leiding van officieren van justitie in het functioneel parket te ’s-Hertogenbosch onderzoek gedaan naar een vermogensbeheerder, haar dochtervennootschap en hun bestuurders (hierna: de vermogensbeheerder, en tezamen: de vermogensbeheerder c.s.) ter zake van een verdenking van valsheid in geschrift en witwassen.
(ii) Vanaf maart 2015 hebben de Advocaten rechtsbijstand verleend aan de vermogensbeheerder en aan haar gelieerde (rechts)personen.
Vordering tot verstrekking van gegevens door hostingbedrijf
(iii) Op 1 september 2015 heeft de rechter-commissaris voor strafzaken in de rechtbank Oost-Brabant aan de officier van justitie machtigingen verleend om van het hostingbedrijf waar de vermogensbeheerder en haar dochtervennootschap hun e-mailverkeer hadden ondergebracht, de verstrekking te vorderen van digitale gegevens als bedoeld in de art. 126ng lid 2 en 126ug lid 2 Sv.
(iv) De officier van justitie heeft, met gebruikmaking van deze machtigingen, van het hostingbedrijf onmiddellijke verstrekking van de desbetreffende gegevens gevorderd. Een medewerker van het hostingbedrijf heeft aan die vordering gevolg gegeven door aan de vermogensbeheerder gerelateerde databestanden te kopiëren naar een externe USB harde schijf (hierna: de USB harde schijf) die in gebruik was bij de betrokken opsporingsambtenaar.
(v) De vermogensbeheerder c.s. en de Advocaten zijn, overeenkomstig de wettelijke regeling, achteraf bekendgemaakt met de van het hostingbedrijf gevorderde verstrekking van digitale gegevens.
Vastlegging van door hostingbedrijf verstrekte gegevens, ‘uitgrijzen’ van geheimhoudersstukken en opneming gegevens in eindproces-verbaal
(vi) Van de zich op de USB harde schijf bevindende – circa twee miljoen – bestanden hebben forensische IT-specialisten van de FIOD een zogenoemde ‘image-kopie’ en een ‘werkkopie’ gemaakt. De werkkopie is overgezet in een softwareprogramma waarmee grote hoeveelheden data kunnen worden geïndexeerd en doorzocht.
(vii) Door middel van gerichte, op de strafzaak toegesneden zoektermen zijn uit de verkregen bestanden op automatische wijze gegevens geselecteerd die relevant moeten worden geacht voor het strafrechtelijk onderzoek.
(viii) Bij het inventariseren van de door de zoektermen geraakte bestanden is de FIOD gestuit op e-mails die, blijkens in de onderwerpregel gebruikte woorden als ‘vertrouwelijk’, ‘geprivilegieerd’ of ‘advocaat’, mogelijk vertrouwelijke correspondentie betroffen tussen een advocaat (geheimhouder) en zijn cliënt. Een opsporingsambtenaar van de FIOD heeft met behulp van zoektermen circa 3.000 bestanden geselecteerd als mogelijke ‘geheimhoudersstukken’. Deze bestanden zijn ‘uitgegrijsd’. Wanneer een bestand is ‘uitgegrijsd’ kan het niet meer worden ‘geraakt’ door zoektermen bij eventuele volgende zoekslagen en is de inhoud ervan niet meer zichtbaar voor de bij het onderzoek betrokken opsporingsambtenaren. Vervolgens zijn de ‘uitgegrijsde’ bestanden door een forensisch IT-specialist verwijderd uit de dataset, waardoor zij ontoegankelijk werden voor opsporingsambtenaren in het onderzoek.
(ix) Wegens problemen met de indexering van de oorspronkelijke werkkopie is een nieuwe geïndexeerde werkkopie gemaakt van de originele imagekopie. Ook met betrekking tot deze nieuwe werkkopie zijn met behulp van zoektermen mogelijke geheimhoudersstukken geselecteerd, waarna de desbetreffende bestanden zijn ‘uitgegrijsd’.
(x) De uit de dataset verwijderde (‘uitgegrijsde’) bestanden zijn aan een zogeheten ‘medewerker geheimhouder’ van de FIOD ter beschikking gesteld. Hij heeft op basis van een zogenoemde ‘kop-staart-beoordeling’ onderzocht of inderdaad mogelijk sprake was van ‘geheimhoudersstukken’. Circa 150 aldus geselecteerde bestanden zijn vervolgens voorgelegd aan een ‘geheimhouder officier van justitie’. Deze heeft, op basis van een inhoudelijke beoordeling, 50 van deze circa 150 bestanden aangemerkt als geheimhoudersstuk. De resterende circa 100 bestanden (die dus niet als geheimhoudersstuk zijn aangemerkt) zijn ter beschikking van het onderzoeksteam gesteld.
(xi) Van de door het hostingbedrijf uitgeleverde bestanden zijn uiteindelijk ongeveer 100 bestanden (waaronder e-mailberichten) opgenomen in het eindproces-verbaal ten behoeve van de strafzaak tegen de vermogensbeheerder c.s.
Inbeslagneming van stukken bij accountantskantoor en beroep van Advocaten op verschoningsrecht
(xii) De bij het hostingbedrijf aangetroffen bestanden, in het bijzonder de bestanden die in het onderzoek met de nummers DOC-[001] tot en met DOC-[005] zijn aangeduid, hebben aanleiding gegeven tot doorzoeking ter inbeslagneming op grond van art. 96c Sv bij de accountant van de vermogensbeheerder (hierna: het accountantskantoor).
(xiii) Op 1 december 2016 heeft doorzoeking ter inbeslagneming plaatsgevonden op twee locaties van het accountantskantoor. Op een van die locaties zijn (aan de vermogensbeheerder c.s. gerelateerde) papieren bescheiden en digitale bestanden in beslag genomen. De digitale bestanden zijn ter plekke op relevantie geselecteerd door middel van een zogenoemde ‘kop-staart-beoordeling’. Van de aldus geselecteerde bestanden is een kopie gemaakt, die is opgeslagen op een harde schijf van de FIOD. De advocaat van het accountantskantoor en een van de Advocaten hebben zich tijdens de doorzoeking beroepen op een verschoningsrecht.
(xiv) De papieren bescheiden en de op de harde schijf opgeslagen digitale bestanden zijn in twee gesloten enveloppen meegenomen en overhandigd aan de rechter-commissaris ter beoordeling of de in beslag genomen stukken en vastgelegde gegevens onder het bereik van het verschoningsrecht vallen en of het openbaar ministerie daarvan kennis mag nemen.
(xv) In het kader van die beoordeling heeft de rechter-commissaris ondersteuning door de FIOD verzocht. Deze ondersteuning is geboden door drie opsporingsambtenaren van de FIOD, te weten twee ‘digimedewerkers’, die de data digitaal hebben ontsloten, en een ‘medewerker geheimhouder’, die een overzicht heeft gemaakt van alle bestanden die zich op de gegevensdrager bevonden.
(xvi) De Advocaten hebben het standpunt ingenomen dat alle bij het accountantskantoor in beslag genomen papieren bescheiden en digitale bestanden onder het verschoningsrecht vallen, zodat deze stukken niet in beslag hadden mogen worden genomen en moeten worden teruggegeven aan het accountantskantoor. Tevens hebben zij het standpunt ingenomen dat de doorzoeking bij het accountantskantoor onrechtmatig was, omdat de doorzoeking voortvloeit uit het gebruik van door het hostingbedrijf verstrekte e-mails die onder het verschoningsrecht van de Advocaten vallen.
Bezwaar- en beklagprocedure over de bij het accountantskantoor in beslag genomen stukken
(xvii) In het kader van het door de Advocaten gedane beroep op hun verschoningsrecht in verband met de inbeslagneming bij het accountantskantoor heeft de rechter-commissaris op 10 januari 2018 een beschikking op grond van art. 98 Sv gegeven. De rechter-commissaris heeft het bezwaar van de Advocaten ongegrond verklaard en bepaald dat het openbaar ministerie kennis mag nemen van de stukken die zijn vermeld op de aan de beschikking gehechte overzichten, omdat deze niet zijn aan te merken als geheimhoudersstukken.
(xviii) De Advocaten hebben op de voet van art. 98 lid 4 Sv in verbinding met art. 552a Sv bij de rechtbank een klaagschrift ingediend tegen die beslissing.
(xix) Bij beschikking van 13 september 2018 heeft de rechtbank het beklag gegrond verklaard en de teruggave gelast van de bij het accountantskantoor in beslag genomen stukken, voor zover het betreft stukken die betrekking hadden op een onderzoek dat de Advocaten aan het accountantskantoor hadden opgedragen, en alle informatie die de door de Advocaten ingeschakelde onderzoeker onder zich had. Anders dan de rechter-commissaris was de rechtbank van oordeel dat deze stukken moeten worden aangemerkt als geheimhoudersstukken. De rechtbank achtte niet onaannemelijk dat het accountantskantoor als deskundige door de Advocaten was ingeschakeld bij een behoorlijke vervulling van hun taak.
(xx) De onder (xix) genoemde beschikking is onherroepelijk geworden. De officier van justitie heeft daarin aanleiding gezien om te besluiten de hiervoor onder (xii) genoemde documenten DOC-[001] tot en met DOC-[005] – die aanleiding hadden gegeven tot de doorzoeking ter inbeslagneming bij het accountantskantoor – te verwijderen uit het eindproces-verbaal, dat aan de rechtbank wordt aangeboden bij het aanbrengen van de strafzaak. Aan dit besluit is nog geen uitvoering gegeven, naar de Staat in deze procedure heeft aangevoerd omdat het bewijsbeslag dat de inzet vormt van deze procedure, daaraan in de weg staat.
Bewijsbeslag en exhibitieprocedure
(xxi) Bij beschikking van 4 januari 2019 heeft de voorzieningenrechter aan de Advocaten verlof verleend voor het leggen van conservatoir bewijsbeslag ten laste van de Staat, op bescheiden als omschreven in het inleidende verzoekschrift.De voorzieningenrechter heeft de Staat gelast medewerking te verlenen aan de effectuering van dit bewijsbeslag, op straffe van verbeurte van een dwangsom. Het verlof is mede gegeven voor beslag in de vorm dat kopieën worden gemaakt van alle bescheiden, en dat die kopieën aan een gerechtelijk bewaarder worden gegeven.
(xxii) Op 8 januari 2019 zijn de verlofbeschikking en een afschrift van het verlofverzoekschrift aan de Staat betekend. Op diezelfde dag en nadien is bewijsbeslag gelegd op originelen en kopieën van de in die beschikking bedoelde bescheiden.
(xxiii) Als eis in de hoofdzaak hebben de Advocaten de rechtbank bij verzoekschrift onder meer verzocht de Staat op grond van art. 843a Rv bevel te geven tot het verstrekken van bescheiden (hierna: de exhibitieprocedure).
(xxiv) Ten tijde van het wijzen van het in cassatie bestreden arrest was de exhibitieprocedure nog aanhangig bij de rechtbank.
2.2.1In dit kort geding vordert de Staat, voor zover in cassatie van belang, opheffing van het bewijsbeslag. Aan deze vordering heeft de Staat verschillende gronden ten grondslag gelegd.
2.2.2De Advocaten hebben, voor zover in cassatie van belang, in reconventie gevorderd een verbod om gebruik te maken van de gegevens waarover de Staat in de strafzaak beschikt en die volgens hen onder hun verschoningsrecht vallen (hierna, overeenkomstig het arrest van het hof: geprivilegieerde gegevens), alsmede een verbod op de voet van art. 28 lid 1, aanhef en onder b, Rv om mededelingen te doen aan derden omtrent geprivilegieerde gegevens die in de processtukken in dit kort geding zijn opgenomen, en een veroordeling op de voet van art. 706 Rv om de door de Advocaten gemaakte beslagkosten te vergoeden.
2.2.3Aan het bewijsbeslag, hun verweer in dit geding en hun reconventionele vordering hebben de Advocaten ten grondslag gelegd dat er duidelijke aanwijzingen zijn dat in het kader van het strafrechtelijk onderzoek tegen de vermogensbeheerder c.s. inbreuk is gemaakt op de vertrouwelijkheid van de communicatie tussen de Advocaten en hun cliënten en dat aldus hun verschoningsrecht is geschonden.