De bestanden die verkregen zijn van [naam hostingbedrijf] , te weten met name DOC-0548 tot en met DOC-0551 hebben geleid tot het beslag bij [naam accountantskantoor] .
De in beslag genomen [naam accountantskantoor] stukken (fysieke stukken en digitale bestanden) zijn in twee gesloten enveloppen mee genomen en overhandigd aan de rechter-commissaris teneinde te beoordelen of de in beslaggenomen stukken en vastgelegde gegevens onder het bereik van het verschoningsrecht vallen en of het openbaar ministerie daarvan kennis mocht nemen.
De rechter-commissaris heeft het onderzoek uitbesteed aan opsporingsambtenaren. Blijkens het als productie 66 door [gedaagden] overgelegde ‘proces-verbaal van ambtshandeling’ van 21 maart 2018 hebben verbalisanten [naam verbalisant 2] , [naam verbalisant 3] en [naam verbalisant 4] een belofte van geheimhouding afgelegd bij de rechter-commissaris en hebben zij toegang gehad tot de [naam accountantskantoor] -bestanden. Eveneens blijkens voornoemd proces-verbaal zijn de in beslag genomen [naam accountantskantoor] -bestanden door verbalisant [naam verbalisant 2] op het digitale netwerk van de FIOD in Eindhoven gezet.
[gedaagden] hebben er op gewezen dat [naam verbalisant 3] als opsporingsambtenaar betrokken is geweest bij het strafrechtelijk onderzoek tegen [naam bedrijf A + B] en bij de doorzoeking ter inbeslagneming bij [naam accountantskantoor] .
Het onherroepelijk oordeel van 13 september 2018 van de rechtbank Oost-Brabant, waarin het openbaar ministerie is bevolen alle in beslaggenomen gegevens en informatie uit het [naam accountantskantoor] -beslag terug te geven aan [gedaagden] , is tot op heden niet opgevolgd door de Staat der Nederlanden.
Gezien bovenstaande staat tevens vast dat in ieder geval één van de opsporingsambtenaren van de FIOD, [naam verbalisant 3] , kennis heeft genomen van de inhoud van de [naam accountantskantoor] -stukken die thans als Geprivilegieerde Gegevens dienen te worden aangemerkt. Tevens moet ervan worden uit gegaan dat de [naam accountantskantoor] -bestanden in de enveloppe bij de rechter-commissaris niet de enige beschikbare versie is, aangezien er ook een versie van de [naam accountantskantoor] -bestanden op het digitale netwerk van het kantoor van de FIOD in Eindhoven is gezet.
Dat [gedaagden] inzicht willen krijgen in wat er met de [naam accountantskantoor] -documenten is gebeurd is dan ook begrijpelijk en nu de Staat der Nederlanden dit inzicht – tot op heden – niet heeft verschaft hebben [gedaagden] belang bij het door hen gelegde bewijsbeslag.