5.Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft geoordeeld dat de aanslag terecht is opgelegd. Aan dit oordeel heeft de rechtbank het volgende ten grondslag gelegd:
“
Beoordeling van het geschil
10. Een vermakelijkheid in de zin van de Verordening 2016 is een activiteit, waarbij wordt beoogd of mede beoogd het publiek amusement, verstrooiing, ontspanning of vermaak te verschaffen, of waarbij het publiek amusement, verstrooiing, ontspanning of vermaak zoekt, ondergaat, vindt, pleegt te vinden of kan vinden, een en ander in of op daartoe bestemde of geschikte, voor een ieder tegen betaling toegankelijke inrichtingen, terreinen, wateren en dergelijke.
11. Verweerder heeft bij zijn verweerschrift screen prints overgelegd van de website van De Bazaar zoals deze in 2017 op het internet te vinden was. “ De Bazaar is een dagje uit, voor Mazzel & Vermaak , op de grootste, overdekte recreatieve markt van Europa”, aldus de website. De Bazaar noemt op haar website in dit kader optredens van zangers, speurtochten, Siplo’s Games Experience, gratis schmink, ponyrijden, trampolinespringen, kermisattracties, kindervrijmarkt, kerstoutlet, verlotingen, zoals het grootste kerstpakket van Nederland, straattheater, gratis ijsjes, buikdanseressen, kindersafari en foodsafari. Uit deze stukken en de door verweerder ter zitting gegeven toelichting leidt de rechtbank af dat binnen De Bazaar regelmatig optredens van artiesten plaatsvinden, dat er structureel activiteiten voor kinderen worden georganiseerd (ponyrijden, trampolinespringen, kermisattracties, speurtocht etc.) en dat er andere activiteiten plaatsvinden.
12. Verweerder heeft gesteld, en de rechtbank acht het niet onaannemelijk, dat De Bazaar ook in 2016 de hierboven genoemde activiteiten heeft aangeboden. Anders dan eiseres is de rechtbank van oordeel dat deze door De Bazaar aangeboden activiteiten dienen te worden aangemerkt als een vermakelijkheid in de zin van de Verordening 2016. De reikwijdte van de door De Bazaar aangeboden activiteiten is naar het oordeel van de rechtbank breder dan het enkel verhogen van de belevingswaarde van het winkelen. De activiteiten van eiseres beogen in ieder geval mede het publiek amusement, verstrooiing, ontspanning of vermaak te verschaffen. Voor zover eiseres voornoemde activiteiten aanbiedt met het enkele doel om de belevingswaarde van het winkelen te verhogen, dan maakt dit naar het oordeel van de rechtbank nog niet dat er geen vermakelijkheid in de zin van de Verordening 2016 is. Immers het gaat er binnen de kaders van de Verordening 2016 ook om wat het publiek aan amusement, verstrooiing, ontspanning of vermaak zoekt, ondergaat, vindt, pleegt te vinden of kan vinden. Gelet op het brede pakket aan door De Bazaar aangeboden activiteiten en de wijze waarop zij zich aan het publiek presenteert - “ De Bazaar is een dagje uit, voor Mazzel & Vermaak ” - is het aannemelijk dat er ook bezoekers zijn die niet naar De Bazaar komen om te winkelen maar De Bazaar enkel bezoeken om zich door deelname aan voornoemde activiteiten te laten amuseren, zich te ontspannen en te vermaken.
13. Ter zake van de voorzieningen overweegt de rechtbank, onder verwijzing naar het arrest van de Hoge Raad van 24 januari 2003 (ECLI:NL:HR:2003:AF3283), dat verweerder moet aantonen dat hij lasten heeft ter zake van de door de gemeente tot stand gebrachte of in stand gehouden voorziening waarvan een vermakelijkheid profiteert, maar dat hij niet behoeft aan te geven welk bedrag van die lasten is toe te rekenen aan de te belasten vermakelijkheid. Ook voorzieningen van algemene aard kunnen in aanmerking worden genomen, mits de vermakelijkheid daarvan profijt heeft. 14. Verweerder heeft in dit kader gesteld dat eiseres door het geven van de vermakelijkheid gebruik maakt van door of met medewerking van de gemeente tot stand gebrachte of in stand gehouden voorzieningen en dat er tevens ten behoeve van de vermakelijkheid bijzondere voorzieningen in de vorm van toezicht getroffen worden, voor welke voorzieningen door het gemeentebestuur kosten worden gemaakt. Verweerder heeft, door eiseres onvoldoende weersproken, er op gewezen dat elke zaterdag en zondag in de onmiddellijke omgeving van De Bazaar toezicht van gemeentewege plaats vindt. Dit toezicht bestaat onder meer uit toezicht op maatregelen ter regulering van het parkeren, controle en handhaving op in de Algemene Plaatselijk Verordening opgenomen overtredingen en toezicht op randactiviteiten in de directe omgeving van de Bazaar zoals zakkenrollerij, illegale verkoop, drugsgebruik (handel). Voorts heeft verweerder er op gewezen dat hij kosten heeft gemaakt voor extra aanleg en onderhoud van (toegangs)wegen, voor bebording en bewegwijzering en andere verkeersvoorzieningen, voor straatreiniging, inclusief de reiniging van toegangswegen en de directe omgeving Bazaar, voor bestuursondersteuning en voor brandpreventie en rampenbestrijding.
15. De rechtbank stelt vast dat verweerder voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat eiseres profijt heeft van voornoemde voorzieningen. Voorts heeft verweerder voldoende aannemelijk gemaakt dat zij kosten heeft gemaakt ten behoeve van deze voorzieningen. Verweerder heeft daarbij niet hoeven aan te geven welk bedrag van de met die voorzieningen gemoeide lasten is toe te rekenen aan de te belasten vermakelijkheid. Van een onredelijke en willekeurige belastingheffing is geen sprake. Ten overvloede wijst de rechtbank er op dat uit artikel 7.1 van de in 2002 gesloten Samenwerkingsovereenkomst kan worden afgeleid dat ook De Bazaar heeft ingezien dat verweerder kosten maakt ter zake van mede ten behoeve van De Bazaar uitgevoerde gemeentelijke taken.
16. In de Verordening 2016 is bepaald dat de grondslag voor de heffing het aantal reguliere bezoekers is. Omdat De Bazaar sinds 1 januari 2015 voor bezoekers vrij toegankelijk is, is de in de Verordening 2016 geformuleerde heffingsgrondslag volgens eiseres oncontroleerbaar en kan de materiële belastingschuld niet worden vastgesteld.
17. Verweerder is als grondslag voor de heffing uitgegaan van 2.080.000 reguliere bezoekers in 2016. Verweerder heeft dit aantal reguliere bezoekers vastgesteld aan de hand van zowel eigen informatie van eiseres op de website van De Bazaar als aan de hand van publicaties van derden waarin eiseres aan het woord komt over het aantal bezoekers. Aan de hand van deze informatie stelt de rechtbank vast dat eiseres zelf op een bestendige wijze naar buiten toe bekend maakt dat De Bazaar in onder meer 2016 ieder weekend door circa 40.000 bezoekers wordt bezocht. De rechtbank is van oordeel dat verweerder daarom voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat De Bazaar op jaarbasis wordt bezocht door 2.080.000 reguliere bezoekers. De stelling van eiseres dat het aantal reguliere bezoekers van De Bazaar voor haar niet controleerbaar is doet niet af aan haar belastingplicht op grond van de Verordening 2016, dit te meer nu zij het zelf in de hand heeft om het aantal reguliere bezoekers wel te controleren.
Gratis vermakelijkheid in de heffing te betrekken?
18. Uit de Gemeentewet volgt niet dat alleen vermakelijkhedenretributie kan worden geheven bij een vermakelijkheid die tegen betaling toegankelijk is. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiseres een direct financieel belang bij de bezoekers van De Bazaar. Hogere bezoekersaantallen zullen immers van invloed zijn op de verhuurbaarheid en de huurprijs van de winkelruimten.
Schending gelijkheidsbeginsel?
19. Eiseres heeft in verband met het beroep op het gelijkheidsbeginsel gesteld dat de Verordening 2016 zo is ontworpen dat uitsluitend eiseres belastingplichtig is, met het oog op het gemeentelijke budgettaire belang, en dat vergelijkbare winkelcentra buiten de heffing blijven.
20. Over de stelling van eiseres dat het gelijkheidsbeginsel is geschonden, oordeelt de rechtbank als volgt. Volgens vaste jurisprudentie kunnen gemeenten op grond van artikel 219, lid 2, van de Gemeentewet, behoudens het verbod op het hanteren van draagkracht als verdelingsmaatstaf en de in de wet gegeven nadere regelen, zelf invulling geven aan de in de belastingverordeningen op te nemen heffingsmaatstaven voor de gemeentelijke belastingen en rechten. Het staat hun in beginsel vrij die heffingsmaatstaven op te nemen die zich het beste verstaan met het gemeentelijk beleid en de praktijk van de belastingheffing (Kamerstukken II 1989/90, 21 591, nr. 3, blz. 65-67 en blz. 77-78). Voor onverbindendverklaring is slechts plaats indien een regeling is getroffen die in strijd is met enig algemeen rechtsbeginsel, aldus de Hoge Raad in onder meer het arrest 14 augustus 2009, ECLI:NL:HR:BI1943. Naar het oordeel van de rechtbank verzet artikel 229 van de Gemeentewet zich er dan ook niet tegen om de heffing van de vermakelijkheidsretributie in de Verordening 2016 vrij te stellen indien het aantal reguliere bezoekers het aantal van 1 miljoen niet overschrijdt. Gesteld noch gebleken is verder dat verweerder geen vermakelijkheidsretributie heft bij een vermakelijkheid binnen de gemeente met meer dan 1 miljoen reguliere bezoekers
Ook heeft eiseres niet aannemelijk gemaakt dat de genoemde winkelcentra binnen de gemeente als gelijke gevallen zijn aan te merken. Verweerder heeft dit gemotiveerd weersproken terwijl niet gebleken is dat ook bij die winkelcentra meer dan incidenteel vermakelijkheden worden gegeven. Verweerder heeft als gemeentelijk wetgever - gelet op de hem te dezen toekomende beoordelingsvrijheid - in redelijkheid dan ook tot deze afbakening van het belastbare feit kunnen overgaan. Dat de gemeente de heffing aldus zo heeft vorm gegeven dat uitsluitend eiseres de heffing verschuldigd wordt, valt dan ook binnen de vrijheid van de gemeente.
21. Gelet op het vorenoverwogene dient het beroep ongegrond te worden verklaard.”