In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
(i) Kerkewaard is eigenaar van een perceel gelegen in Haaften aan de noordzijde van de Waal (hierna: de haven). Aan de zuidkant van de haven bevinden zich een landtong en een havenmond (‘toegangsgeul’) die eigendom zijn van de Staat.
(ii) Op 22 december 1983 heeft Kerkewaard ten behoeve van de Staat een zakelijk gebruiksrecht (hierna: de erfdienstbaarheid) gevestigd op het zuidelijke deel van de haven dat op een tekening nader is aangeduid (hierna: het zuidelijke deel; het resterende deel van de haven wordt hierna aangeduid als het noordelijke deel). Volgens de overeenkomst die aan de erfdienstbaarheid ten grondslag ligt en volgens de akte van vestiging behelst de erfdienstbaarheid “het zakelijk recht van gebruik (…) uitsluitend ten behoeve van het inrichten, hebben, behouden, onderhouden casu quo doen onderhouden van een zogenaamde overnachtingshaven ten behoeve van schippers, die met hun vaartuigen in rustig en veilig water voor de duur van de nacht aldaar kunnen afmeren”.
(iii) De Staat heeft in het zuidelijke deel een overnachtingshaven ingericht met vier drijvende steigers van circa 100 meter lang en bij de toegangsgeul een bord geplaatst met het opschrift “Overnachtingshaven Haaften” en “Ligtijd maximaal 3 x 24 uur”.
(iv) In een eerdere procedure tussen partijen heeft de rechtbank Den Haag bij vonnis van 27 november 1996 de Staat onder meer veroordeeld maatregelen te treffen om te bereiken dat beroepsschippers gedurende werkdagen overdag niet in de overnachtingshaven blijven liggen.
(iv) In 1999/2000 heeft Kerkewaard een groot deel van het ten noorden van de haven gelegen industrieterrein, inclusief een strook water ter breedte van 30 meter gelegen langs een laad- en loswal aan de noordzijde van de haven, in eigendom overgedragen aan een transportbedrijf.
(v) In 2011 heeft de Staat het voornemen opgevat de toegangsgeul te verbreden en vier meerpalen te plaatsen in het verlengde van de steigers op een afstand van circa 40 meter. Overleg tussen partijen heeft niet tot overeenstemming geleid over de plannen van de Staat.
(vi) Op grond van een in opdracht van de Staat uitgevoerd onderzoek heeft maritiem onderzoeksbureau Marin in 2016 geconcludeerd dat, als de meerpalen worden geplaatst, de manoeuvreerruimte in de haven voldoende is en dat dan geen sprake is van een beperking van de gebruiksmogelijkheden van de laad- en loswal aan de noordzijde van de haven.
(vii) In 2017/2018 heeft de Staat de toegangsgeul verbreed en de meerpalen in het verlengde van de steigers geplaatst, op een afstand van circa 40 meter van de steigers. De meerpalen bevinden zich binnen het zuidelijke deel van de haven waarop de erfdienstbaarheid rust.