In deze zaak, die op 5 juni 1992 door de Hoge Raad der Nederlanden werd behandeld, stond de exploitatie van een plezierboot door verweerder in cassatie, wonende op Curaçao, centraal. Eiseres tot cassatie, Spanish Water Resort N.V. (SWR), had verweerder aangeklaagd om hem te veroordelen tot nakoming van verplichtingen uit een verkavelingsplan. Verweerder had in eerste instantie een verzoek ingediend bij het Gerecht in Eerste Aanleg op Curaçao, waarin hij SWR aansprakelijk stelde voor het niet nakomen van deze verplichtingen. SWR had hiertegen verweer gevoerd en in reconventie ook vorderingen tegen verweerder ingesteld. Het Gerecht in Eerste Aanleg had de vorderingen van SWR afgewezen en verweerder in zijn vorderingen in reconventie niet-ontvankelijk verklaard.
Na hoger beroep bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba, dat de eerdere vonnissen bevestigde, stelde SWR cassatie in. De Hoge Raad beoordeelde de zaak en de argumenten van beide partijen. De Advocaat-Generaal Hartkamp had in zijn conclusie gepleit voor vernietiging van het bestreden vonnis en verwijzing van de zaak. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof terecht had vastgesteld dat het Spaanse Water een openbaar vaarwater is en dat de eigenaar van het vaarwater moet dulden dat vaartuigen daar varen. Dit oordeel werd niet als onjuist of onvoldoende gemotiveerd beschouwd.
De Hoge Raad verwierp het principale beroep van SWR en veroordeelde haar in de kosten van het geding in cassatie. Dit arrest benadrukt de juridische principes rondom de exploitatie van vaartuigen in openbaar vaarwater en de verplichtingen die voortvloeien uit verkavelingsplannen.