ECLI:NL:HR:2021:1771

Hoge Raad

Datum uitspraak
26 november 2021
Publicatiedatum
25 november 2021
Zaaknummer
20/02928
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie tegen uitspraak Gerechtshof over onroerendezaakbelastingen

In deze zaak heeft het dagelijks bestuur van de Belastingsamenwerking Oost-Brabant beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 16 juli 2020, met nummer 19/00699. Dit hoger beroep volgde op een eerdere uitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant (nr. SHE 18/336) die betrekking had op een aan de vennootschap onder firma [X10] te [Z] opgelegde aanslag in de onroerendezaakbelastingen voor het jaar 2017, specifiek voor de onroerende zaak gelegen aan [j-straat 1] te [Z]. De vennootschap, hierna aangeduid als belanghebbende, heeft een verweerschrift ingediend tegen het cassatieberoep.

De Advocaat-Generaal R.L.H. IJzerman heeft op 4 augustus 2021 geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het beroep in cassatie. De Hoge Raad heeft de klacht van het Bestuur beoordeeld en heeft vastgesteld dat deze slaagt op de gronden die zijn vermeld in een eerder arrest (ECLI:NL:HR:2021:1667) dat aan dit arrest is gehecht. De Hoge Raad heeft vervolgens besloten om het beroep in cassatie gegrond te verklaren, de uitspraak van het Hof te vernietigen en de uitspraak van de Rechtbank te bevestigen. De proceskosten zijn niet toegewezen, omdat de Hoge Raad geen aanleiding heeft gezien voor een veroordeling in die kosten.

Dit arrest is uitgesproken op 26 november 2021 door de vice-president R.J. Koopman als voorzitter, samen met de raadsheren J. Wortel, A.F.M.Q. Beukers-van Dooren, M.T. Boerlage en P.A.G.M. Cools, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer20/02928
Datum26 november 2021
ARREST
in de zaak van
het DAGELIJKS BESTUUR VAN DE BELASTINGSAMENWERKING OOST-BRABANT
tegen
de VENNOOTSCHAP ONDER FIRMA [X10] te [Z] (hierna: belanghebbende)
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 16 juli 2020, nr. 19/00699, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant (nr. SHE 18/336) betreffende een aan belanghebbende opgelegde aanslag in de onroerendezaakbelastingen van de gemeente [...] voor het jaar 2017 betreffende de onroerende zaak [j-straat 1] te [Z].

1.Geding in cassatie

Het dagelijks bestuur van de Belastingsamenwerking Oost-Brabant (hierna: het Bestuur), vertegenwoordigd door [P], heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld en daarbij een klacht aangevoerd.
Belanghebbende, vertegenwoordigd door G. Gieben, heeft een verweerschrift ingediend.
De Advocaat-Generaal R.L.H. IJzerman heeft op 4 augustus 2021 geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het beroep in cassatie. [1]
Het Bestuur heeft schriftelijk op de conclusie gereageerd.

2.Beoordeling van de klacht

De klacht slaagt op de gronden die zijn vermeld in het arrest dat de Hoge Raad vandaag heeft uitgesproken in de zaak met nummer 20/02917 (ECLI:NL:HR:2021:1667), waarvan een geanonimiseerd afschrift aan dit arrest is gehecht.

3.Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
- verklaart het beroep in cassatie gegrond,
- vernietigt de uitspraak van het Hof, en
- bevestigt de uitspraak van de Rechtbank.
Dit arrest is gewezen door de vice-president R.J. Koopman als voorzitter, en de raadsheren J. Wortel, A.F.M.Q. Beukers-van Dooren, M.T. Boerlage en P.A.G.M. Cools, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 26 november 2021.