ECLI:NL:HR:2021:1771
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen uitspraak Gerechtshof over onroerendezaakbelastingen
In deze zaak heeft het dagelijks bestuur van de Belastingsamenwerking Oost-Brabant beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 16 juli 2020, met nummer 19/00699. Dit hoger beroep volgde op een eerdere uitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant (nr. SHE 18/336) die betrekking had op een aan de vennootschap onder firma [X10] te [Z] opgelegde aanslag in de onroerendezaakbelastingen voor het jaar 2017, specifiek voor de onroerende zaak gelegen aan [j-straat 1] te [Z]. De vennootschap, hierna aangeduid als belanghebbende, heeft een verweerschrift ingediend tegen het cassatieberoep.
De Advocaat-Generaal R.L.H. IJzerman heeft op 4 augustus 2021 geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het beroep in cassatie. De Hoge Raad heeft de klacht van het Bestuur beoordeeld en heeft vastgesteld dat deze slaagt op de gronden die zijn vermeld in een eerder arrest (ECLI:NL:HR:2021:1667) dat aan dit arrest is gehecht. De Hoge Raad heeft vervolgens besloten om het beroep in cassatie gegrond te verklaren, de uitspraak van het Hof te vernietigen en de uitspraak van de Rechtbank te bevestigen. De proceskosten zijn niet toegewezen, omdat de Hoge Raad geen aanleiding heeft gezien voor een veroordeling in die kosten.
Dit arrest is uitgesproken op 26 november 2021 door de vice-president R.J. Koopman als voorzitter, samen met de raadsheren J. Wortel, A.F.M.Q. Beukers-van Dooren, M.T. Boerlage en P.A.G.M. Cools, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren.