ECLI:NL:HR:2021:1765

Hoge Raad

Datum uitspraak
26 november 2021
Publicatiedatum
25 november 2021
Zaaknummer
20/02924
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie tegen uitspraak Gerechtshof 's-Hertogenbosch inzake onroerendezaakbelastingen

In deze zaak heeft het Dagelijks Bestuur van de Belastingsamenwerking Oost-Brabant beroep in cassatie ingesteld tegen een uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 16 juli 2020, betreffende een aan belanghebbende opgelegde aanslag in de onroerendezaakbelastingen voor het jaar 2017. De zaak betreft de onroerende zaak gelegen aan de f-straat 1 te Z. Het Gerechtshof had eerder in hoger beroep de uitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant bevestigd, die de aanslag had opgelegd. De Advocaat-Generaal R.L.H. IJzerman concludeerde op 4 augustus 2021 tot ongegrondverklaring van het beroep in cassatie, maar het Dagelijks Bestuur heeft hierop schriftelijk gereageerd.

De Hoge Raad heeft de klacht van het Bestuur beoordeeld en heeft geoordeeld dat de klacht slaagt op de gronden die zijn vermeld in een eerder arrest (ECLI:NL:HR:2021:1667). De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie gegrond verklaard, de uitspraak van het Hof vernietigd en de uitspraak van de Rechtbank bevestigd. De proceskosten zijn niet toegewezen. Dit arrest is uitgesproken op 26 november 2021 door de vice-president R.J. Koopman en de raadsheren J. Wortel, A.F.M.Q. Beukers-van Dooren, M.T. Boerlage en P.A.G.M. Cools, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer20/02924
Datum26 november 2021
ARREST
in de zaak van
het DAGELIJKS BESTUUR VAN DE BELASTINGSAMENWERKING OOST-BRABANT
tegen
[X6] te [Z] (hierna: belanghebbende)
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 16 juli 2020, nr. 19/00693, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant (nr. SHE 18/207) betreffende een aan belanghebbende opgelegde aanslag in de onroerendezaakbelastingen van de gemeente [...] voor het jaar 2017 betreffende de onroerende zaak [f-straat 1] te [Z].

1.Geding in cassatie

Het dagelijks bestuur van de Belastingsamenwerking Oost-Brabant (hierna: het Bestuur), vertegenwoordigd door [P], heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld en daarbij een klacht aangevoerd.
De Advocaat-Generaal R.L.H. IJzerman heeft op 4 augustus 2021 geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het beroep in cassatie. [1]
Het Bestuur heeft schriftelijk op de conclusie gereageerd.

2.Beoordeling van de klacht

De klacht slaagt op de gronden die zijn vermeld in het arrest dat de Hoge Raad vandaag heeft uitgesproken in de zaak met nummer 20/02917 (ECLI:NL:HR:2021:1667), waarvan een geanonimiseerd afschrift aan dit arrest is gehecht.

3.Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
- verklaart het beroep in cassatie gegrond,
- vernietigt de uitspraak van het Hof, en
- bevestigt de uitspraak van de Rechtbank.
Dit arrest is gewezen door de vice-president R.J. Koopman als voorzitter, en de raadsheren J. Wortel, A.F.M.Q. Beukers-van Dooren, M.T. Boerlage en P.A.G.M. Cools, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 26 november 2021.