ECLI:NL:HR:2021:1761

Hoge Raad

Datum uitspraak
26 november 2021
Publicatiedatum
25 november 2021
Zaaknummer
20/02919
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie tegen uitspraak over onroerendezaakbelastingen door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch

In deze zaak heeft het dagelijks bestuur van de Belastingsamenwerking Oost-Brabant beroep in cassatie ingesteld tegen een uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 16 juli 2020, waarin het hoger beroep van de belanghebbende tegen een eerdere uitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant werd behandeld. De zaak betreft een aan de belanghebbende opgelegde aanslag in de onroerendezaakbelastingen voor het jaar 2017, gerelateerd aan de onroerende zaak gelegen aan [b-straat 1] te [Z]. De belanghebbende, vertegenwoordigd door G. Gieben, heeft een verweerschrift ingediend tegen het cassatieberoep van het Bestuur, dat werd vertegenwoordigd door [P]. De Advocaat-Generaal R.L.H. IJzerman heeft op 4 augustus 2021 geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het beroep in cassatie. De Hoge Raad heeft de klacht van het Bestuur beoordeeld en deze gegrond verklaard op de gronden die zijn vermeld in een eerder arrest (ECLI:NL:HR:2021:1667). De Hoge Raad heeft vervolgens de uitspraak van het Gerechtshof vernietigd en de uitspraak van de Rechtbank bevestigd. De proceskosten werden niet toegewezen, aangezien de Hoge Raad geen aanleiding zag voor een veroordeling in de proceskosten. Dit arrest is uitgesproken in het openbaar op 26 november 2021.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer20/02919
Datum26 november 2021
ARREST
in de zaak van
het DAGELIJKS BESTUUR VAN DE BELASTINGSAMENWERKING OOST-BRABANT
tegen
[X2] te [Z] (hierna: belanghebbende)
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 16 juli 2020, nr. 19/00697, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant (nr. SHE 18/224) betreffende een aan belanghebbende opgelegde aanslag in de onroerendezaakbelastingen van de gemeente [...] voor het jaar 2017 betreffende de onroerende zaak [b-straat 1] te [Z].

1.Geding in cassatie

Het dagelijks bestuur van de Belastingsamenwerking Oost-Brabant (hierna: het Bestuur), vertegenwoordigd door [P], heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld en daarbij een klacht aangevoerd.
Belanghebbende, vertegenwoordigd door G. Gieben, heeft een verweerschrift ingediend.
De Advocaat-Generaal R.L.H. IJzerman heeft op 4 augustus 2021 geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het beroep in cassatie. [1]
Het Bestuur heeft schriftelijk op de conclusie gereageerd.

2.Beoordeling van de klacht

De klacht slaagt op de gronden die zijn vermeld in het arrest dat de Hoge Raad vandaag heeft uitgesproken in de zaak met nummer 20/02917 (ECLI:NL:HR:2021:1667), waarvan een geanonimiseerd afschrift aan dit arrest is gehecht.

3.Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
- verklaart het beroep in cassatie gegrond,
- vernietigt de uitspraak van het Hof, en
- bevestigt de uitspraak van de Rechtbank.
Dit arrest is gewezen door de vice-president R.J. Koopman als voorzitter, en de raadsheren J. Wortel, A.F.M.Q. Beukers-van Dooren, M.T. Boerlage en P.A.G.M. Cools, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 26 november 2021.