ECLI:NL:HR:2021:1682
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen naheffingsaanslagen loonheffingen en heffingsrente door [X] B.V. tegen de Staatssecretaris van Financiën
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 12 november 2021 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was aangespannen door [X] B.V., voorheen [A] B.V., tegen de Staatssecretaris van Financiën. De zaak betreft naheffingsaanslagen in de loonheffingen over de tijdvakken van 1 januari 2012 tot en met 31 december 2012 en van 1 juni 2013 tot en met 30 juni 2013, alsook de daarbij gegeven beschikkingen inzake heffingsrente en belastingrente. De Hoge Raad heeft de eerdere uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 11 augustus 2020, nrs. BK-19/00465 en BK-19/00466, bekrachtigd.
De procedure begon met een arrest van de Hoge Raad van 12 juli 2019, waarin de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam werd vernietigd en de zaak werd verwezen naar het Gerechtshof Den Haag voor verdere behandeling. Belanghebbende, vertegenwoordigd door J.J.F. Stormmesand, heeft vervolgens beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Hof, waarbij verschillende middelen zijn voorgesteld. De Staatssecretaris van Financiën, vertegenwoordigd door [P], heeft een verweerschrift ingediend, waarop belanghebbende heeft gereageerd met een conclusie van repliek en de Staatssecretaris met een conclusie van dupliek.
De Advocaat-Generaal R.E.C.M. Niessen heeft op 21 juni 2021 geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het beroep in cassatie. De Hoge Raad heeft de middelen beoordeeld en geconcludeerd dat deze falen op de gronden die zijn vermeld in een eerder arrest dat op dezelfde dag is uitgesproken in een andere zaak. De Hoge Raad heeft geen aanleiding gezien om de Staatssecretaris te veroordelen in de proceskosten. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond verklaard, waarmee de eerdere uitspraak van het Gerechtshof werd bevestigd.