In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Den Haag, staat de gebruikelijkheidstoets centraal in het kader van de werkkostenregeling. De belanghebbende, [X B.V.], heeft in 2012 en 2013 aandelen om niet toegekend aan leden van de groepsraad, die als eindheffingsbestanddeel zijn aangewezen. De Inspecteur van de Belastingdienst heeft deze aanwijzing niet gevolgd en een naheffingsaanslag opgelegd. Het Hof moet beoordelen of de belanghebbende aan de gebruikelijkheidstoets van artikel 31, lid 1, aanhef en onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1964 heeft voldaan.
Het Hof concludeert dat de Inspecteur aannemelijk heeft gemaakt dat de verstrekkingen de gebruikelijkheidstoets niet doorstaan. De toekenning van aandelen aan een selecte groep werknemers, die daarmee een aanzienlijk voordeel behalen, is niet gebruikelijk. De Inspecteur heeft een uitvraag gedaan bij 88 bedrijven, waaruit blijkt dat slechts één bedrijf bonussen verstrekt die als eindheffingsloon zijn aangewezen, en dat deze bonussen in omvang niet vergelijkbaar zijn met die van de belanghebbende. Het Hof oordeelt dat de gebruikelijkheid van de verstrekkingen niet is aangetoond, en bevestigt de naheffingsaanslagen voor de jaren 2012 en 2013.
De uitspraak van de Rechtbank wordt vernietigd, behoudens de vergoeding van het griffierecht. Het beroep tegen de naheffingsaanslag 2012 wordt ongegrond verklaard, terwijl het beroep tegen de naheffingsaanslag 2013 gegrond wordt verklaard, en de naheffingsaanslag 2013 wordt gehandhaafd zoals deze ambtshalve is verminderd.