ECLI:NL:HR:2021:1611
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid van het beroep in cassatie inzake griffierecht en domicilieadres
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 5 november 2021 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van een beroep in cassatie van belanghebbende, die woonachtig is in Marokko. Het beroep was gericht tegen een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 11 december 2020, waarin het nummer 19/3135 AOW werd behandeld. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat belanghebbende geen domicilieadres in Nederland heeft gekozen, wat van belang is voor de ontvankelijkheid van het beroep.
De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende op 18 juni 2021 gewezen op de verplichting tot betaling van griffierecht en een termijn van vier weken gesteld voor deze betaling. Aangezien het griffierecht niet is voldaan, heeft de griffier op 21 juli 2021 belanghebbende nogmaals in de gelegenheid gesteld om binnen vier weken te reageren op het niet tijdig betalen van het griffierecht. Deze termijn eindigde op 18 augustus 2021, maar belanghebbende heeft hier niet tijdig op gereageerd.
De Hoge Raad heeft geconcludeerd dat de brief van belanghebbende, die op 26 augustus 2021 door de Centrale Raad van Beroep is ontvangen, als te laat ingekomen moet worden beschouwd. Op basis van artikel 8:41, lid 6, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaard. De Hoge Raad heeft geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken.