In deze zaak heeft de Hoge Raad der Nederlanden op 3 februari 2023 uitspraak gedaan over een verzoek tot herziening van een eerder arrest. Het verzoek om herziening was ingediend door [X] te [Z], Marokko, en betrof het arrest van de Hoge Raad van 5 november 2021, met nummer 21/02010 en ECLI:NL:HR:2021:1611. De Hoge Raad heeft het verzoek beoordeeld en de procureur-generaal bij de Hoge Raad kreeg de gelegenheid om een advies uit te brengen. Na beoordeling kwam de Hoge Raad tot de conclusie dat het verzoek om herziening duidelijk niet kon slagen. Daarom heeft de Hoge Raad besloten om het verzoek zonder verdere motivering niet-ontvankelijk te verklaren, zoals voorzien in artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie.
Daarnaast heeft de Hoge Raad in deze uitspraak geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. De beslissing om het verzoek om herziening niet-ontvankelijk te verklaren is openbaar uitgesproken op dezelfde datum, 3 februari 2023. Deze uitspraak is gedaan door de vice-president M.E. van Hilten als voorzitter, samen met de raadsheren E.N. Punt en M.A. Fierstra, en in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski.