ECLI:NL:CRVB:2020:3158
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag AOW-pensioen op basis van onvoldoende bewijs van verblijf en werk in Nederland
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 11 december 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Amsterdam. De appellant, die in Marokko woont, had een aanvraag ingediend voor toekenning van een AOW-pensioen, welke door de Sociale verzekeringsbank (Svb) was afgewezen. De Svb stelde dat appellant niet verzekerd was voor de AOW, omdat hij niet kon aantonen dat hij in Nederland had gewoond of gewerkt. De rechtbank had het beroep van appellant tegen deze afwijzing ongegrond verklaard.
Appellant voerde in hoger beroep aan dat hij wel verzekerd was voor de AOW en dat hij in Nederland had gewerkt onder verschillende namen. Hij overhandigde diverse documenten ter ondersteuning van zijn claim, waaronder bewijsstukken van zijn werk en inschrijvingen bij ziekenfondsen. De Svb had echter alle informatie van appellant betrokken en concludeerde dat er geen verifieerbare gegevens waren die de claim van appellant konden onderbouwen. De gemeente had bevestigd dat appellant niet bekend was in het bevolkingsregister en ook niet in het schakelregister.
De Raad oordeelde dat de door appellant overgelegde stukken niet voldoende bewijs boden dat hij en de persoon onder de naam [X] dezelfde persoon waren. Bovendien bleek uit de documenten niet dat appellant ten minste één jaar voor de AOW verzekerd was geweest. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de Svb de aanvraag voor het AOW-pensioen terecht had afgewezen. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.