Uitspraak
gevestigd te Amsterdam,
gevestigd te Zoutkamp,
gevestigd te Zoutkamp,
2.Uitgangspunten en feiten
1. Heiploeg Holding B.V.
2. Noord Zuid Beheer B.V.
3. Heiploeg B.V.
4. Goldfish B.V.
5. Heiploeg Seafood B.V.
6. Heitrans B.V.
7. Heiploeg Beheer B.V.
8. Heiboer B.V.
Heiploeg Seafood B.V. fungeerde als personeelsvennootschap.
Heitrans B.V. was de transportvennootschap binnen het concern.
Heiploeg Beheer B.V. hield zich bezig met het beleggen in onroerende zaken, vorderingen, effecten en andere waarde-objecten.
Heiboer B.V. hield zich bezig met de exploitatie van een of meer agrarische bedrijven.
Doel van deze regeling is het realiseren van een zo hoog mogelijke opbrengst ten behoeve van de gezamenlijke schuldeisers. De aanwijzing van de stille bewindvoerders biedt een mogelijkheid om in relatieve rust een verkoop of reorganisatie vanuit een insolventie voor te bereiden. Door de aanwijzing van de stille bewindvoerders en beoogd rechter-commissaris, kunnen betrokkenen voorafgaande aan de daadwerkelijke insolventie kennisnemen van hun standpunten tijdens insolventie. In het onderhavige geval heeft u aan het verzoek ten grondslag gelegd dat Heiploeg in onderhandeling is met een derde en met het bankenconsortium. De onderhandeling zou gebaat zijn bij de betrokkenheid van een stille bewindvoerder terwijl de productie voortgezet wordt.
Heiploeg is gehouden volledige medewerking te verlenen aan de stille bewindvoerders. Heiploeg is onder meer gehouden om aan de stille bewindvoerders gevraagd en ongevraagd alle inlichtingen te verschaffen en inzicht te geven in haar administratie. De verantwoordelijkheid voor de juistheid en volledigheid van de verstrekte informatie, ligt bij betrokkenen.
(…)
Bij de inschrijving van Heiploeg Holding International B.V. stond als bestuurder Parlevliet en Van der Plas Beheer B.V. vermeld en als aandeelhouder P.P.C.C. B.V. Bij de inschrijving van de overige vennootschappen stond steeds als bestuurder Parlevliet en Van der Plas Beheer B.V. vermeld, en als aandeelhouder Heiploeg Holding International B.V.
(…)
De curatoren hebben in de loop van de dag over de (inhoud van de) activa overeenkomst met de banken en [Parlevliet en Van der Plas Beheer B.V.] onderhandeld tot 29 januari ’s ochtends vroeg om 3 uur de handtekeningen gezet konden worden. Daarmee was de doorstart onder de naam Heiploeg International B.V. een feit.”
Daarnaast vordert FNV, kort gezegd, veroordeling van Heiploeg-nieuw tot hetgeen waartoe zij is gehouden indien art. 7:662 BW op het onderhavige geval van toepassing is.
In dit geding staat niet ter discussie dat Heiploeg-oud verwikkeld was in een faillissementsprocedure of een gelijksoortige procedure. (rov. 2.7)
Uit het arrest van het HvJEU van 22 juni 2017 in de zaak Smallsteps (hierna: het Smallsteps-arrest), [4] kan niet worden afgeleid dat een voorafgaand aan de faillietverklaring voorbereide en na dat moment uitgevoerde doorstart, al dan niet in de vorm van een pre-pack, in geen geval onder de in art. 5 van de Richtlijn bedoelde uitzondering kan vallen. Er moet steeds worden nagegaan of is voldaan aan de drie in art. 5 lid 1 van de Richtlijn genoemde voorwaarden, waarbij rekening moet worden gehouden met alle omstandigheden van het geval. (rov. 2.8)
going concern’ in het belang van de schuldeisers was. Pas na de faillietverklaring is overeenstemming met Parlevliet en Van der Plas Beheer B.V. bereikt over de verkoop van de activa. (rov. 2.10)
going concernen dat daarover vervolgens met een van deze partijen onderhandelingen zijn gevoerd. Daarbij wordt mede in aanmerking genomen dat het noodzakelijk was dat werd voorkomen dat het productieproces met meer dan één dag zou worden onderbroken. Als deze onderbreking langer zou zijn, zou de medewerking van de banken niet langer zijn gewaarborgd, met als waarschijnlijk gevolg dat de verkoop als
going concernniet zou doorgaan en de opbrengst van de activa – en daarmee ook het voor de schuldeisers beschikbare bedrag – aanzienlijk lager zou zijn. (rov. 2.11)
Ook is voldaan aan de voorwaarde van art. 5 lid 1 van de Richtlijn dat de overeenkomst is gesloten onder toezicht van een bevoegde overheidsinstantie. In de periode voorafgaand aan het faillissement beschikten de beoogd curatoren (en ook de beoogd rechter-commissaris) formeel over geen enkele bevoegdheid. Dat veranderde op 28 januari 2014, toen het faillissement werd uitgesproken. Op dat moment was er nog geen overeenstemming over de verkoop van de activa. Er is verder onderhandeld en pas in de nacht van 28 op 29 januari 2014 is uiteindelijk overeenstemming bereikt. Op dat moment waren de curatoren als enigen bevoegd om namens Heiploeg-oud op te treden. Zij hadden bovendien voor het sluiten van de overeenkomst met Parlevliet en Van der Plas Beheer B.V. de toestemming nodig van de inmiddels ook benoemde rechter-commissaris. Deze toestemming is door de rechter-commissaris verleend. De overeenkomst is daarmee gesloten onder toezicht van een bevoegde overheidsinstantie. (rov. 2.12)
3.Beoordeling van het middel
Art. 7:663 BW en art. 7:666, aanhef en onder a, BW vormen de implementatie van (de voorgangers van) art. 3 lid 1 en art. 5 lid 1 van de Richtlijn en moeten om die reden richtlijnconform worden uitgelegd. [5]
Indien de gang van zaken voorafgaand aan de daadwerkelijke faillissementsprocedure zodanig is dat elk eventueel toezicht door een bevoegde overheidsinstantie op de faillissementsprocedure grotendeels kan worden uitgehold, is aan deze voorwaarde niet voldaan. [19]
Bij het vonnis waarin de rechter de schuldenaar in staat van faillissement verklaart, worden een curator aangesteld en een rechter-commissaris benoemd. De curator is belast met het beheer en de vereffening van de failliete boedel (art. 68 lid 1 Fw) en moet zich laten leiden door de belangen van de gezamenlijke schuldeisers en daarbij ook rekening houden met maatschappelijke belangen, waaronder het belang van werkgelegenheid. [20] De rechter-commissaris houdt hierop toezicht (art. 64 Fw) en gaat daarbij na of de curator binnen de grenzen van de wet blijft, handelt in het belang van de gezamenlijke schuldeisers en zijn taak behoorlijk vervult. [21] Op grond van art. 10 Fw hebben derden recht van verzet tegen de faillietverklaring gedurende acht dagen na de dag van de uitspraak. Op de voet hiervan kunnen bijvoorbeeld werknemers, of een vakbond als FNV namens hen, opkomen tegen het uitspreken van het faillissement. De curator kan de arbeidsovereenkomsten opzeggen van werknemers die in dienst zijn van de gefailleerde, met inachtneming van een opzegtermijn van maximaal zes weken (art. 40 Fw).
going concernvan (een deel van) de onderneming die tot het vermogen van de schuldenaar behoort.
going concernvan (een deel van) de onderneming die tot het vermogen van de schuldenaar behoort, beschikt over de informatie die nodig is om de beoordelen of die verkoop daadwerkelijk het beste middel is om de hoogst mogelijke uitbetaling aan de gezamenlijke schuldeisers te bewerkstelligen.
going concern) immers meer op dan de verkoop van een stilliggende onderneming. Tevens kan verkoop van (een deel van) de onderneming bijdragen aan het behoud van werkgelegenheid, doordat de overnemende partij bereid is een deel van de in de onderneming werkzame personen in dienst te nemen, terwijl verkoop van de afzonderlijke bestanddelen van de onderneming tot een verlies van alle arbeidsplaatsen zou leiden.
going concernzou overgaan op een derde. De beoogd curatoren hebben mede onderzocht hoeveel arbeidsplaatsen voor de in Heiploeg-oud werkzame personen bij deze wijze van liquidatie behouden konden blijven (zie hiervoor in 2.2 onder (xvi)).
going concernniet zou doorgaan en de opbrengst van de afzonderlijke activa – en daarmee het voor de schuldeisers beschikbare bedrag – aanzienlijk lager zou zijn. In de tweede plaats was aldus verzekerd dat de beoogd curatoren en de beoogd rechter-commissaris, indien zij bij het uitspreken van het faillissement door de rechtbank zouden worden benoemd tot curator en rechter-commissaris, op grond van hun wettelijke taak zouden beoordelen of de voorafgaand aan de faillietverklaring voorbereide overgang van de levensvatbare onderdelen van de onderneming van Heiploeg-oud in het belang is van de gezamenlijke schuldeisers, en indien zij deze vraag ontkennend zouden beantwoorden, zouden beslissen dat die overgang geen doorgang zal vinden.
,tijdens de pre-pack was voorbereid, was deze overeenkomst op het moment dat het faillissement van Heiploeg-oud werd uitgesproken, nog niet gesloten. Nadat het faillissement op 28 januari 2014 was uitgesproken, golden voor de curator en de rechter-commissaris dezelfde eisen van objectiviteit en onafhankelijkheid die gelden voor een curator en rechter-commissaris in een faillissement waaraan geen pre-pack is voorafgegaan. De curatoren en de rechter-commissaris in het faillissement van Heiploeg-oud waren dus op grond van hun wettelijke taak gehouden te beoordelen of de voorafgaand aan de faillietverklaring voorbereide overgang van de levensvatbare onderdelen van de onderneming van Heiploeg-oud in het belang was van de gezamenlijke schuldeisers, en indien zij deze vraag ontkennend zouden hebben beantwoord, te beslissen dat die overgang geen doorgang zou vinden. Daarnaast waren zij bevoegd om op andere gronden te beslissen dat de voorafgaand aan de faillietverklaring voorbereide overgang van de levensvatbare onderdelen van de onderneming geen doorgang zou vinden.
In de tweede plaats is de Hoge Raad van oordeel dat hetgeen hiervoor in 3.5.1-3.5.3 en 3.6.1-3.6.6 is opgemerkt over het Nederlandse faillissementsrecht en het doel en de inrichting van de pre-pack in het algemeen, niet in de volle omvang aan het HvJEU is voorgelegd in de zaak die heeft geleid tot het Smallsteps-arrest, zodat het HvJEU een en ander niet in zijn oordeelsvorming heeft kunnen betrekken.
In de derde plaats is van belang dat in dit geval, anders dan in de zaak die heeft geleid tot het Smallsteps-arrest, de onderhandelingen over de overgang van Heiploeg-oud niet hebben plaatsgevonden met een aan Heiploeg-oud gelieerde onderneming.
5.Vragen van uitleg
going concernwordt verkocht zodat de hoogst mogelijke opbrengst voor de gezamenlijke schuldeisers wordt behaald, en
6.Uitlating partijen
7.Beslissing
17 april 2020.