Uitspraak
gevestigd te Amsterdam,
wonende te [woonplaats] ,
1.Het geding in feitelijke instanties
2.Het geding in cassatie
3.Beoordeling van het middel
4.Beslissing
25 mei 2018.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 25 mei 2018 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de vernietiging van een faillietverklaring. De coöperatie COÖPERATIEVE RABOBANK U.A. had in eerste aanleg de faillietverklaring van [verweerder] aangevraagd, welke door de rechtbank Rotterdam op 19 september 2017 werd toegewezen. In hoger beroep heeft het gerechtshof Den Haag op 24 oktober 2017 het vonnis van de rechtbank vernietigd en het verzoek tot faillietverklaring afgewezen. Het hof oordeelde dat niet voldaan was aan het pluraliteitsvereiste, omdat [verweerder] had gesteld dat hij met een groot aantal schuldeisers een regeling had getroffen en dat de vorderingen van de schuldeisers met wie geen regeling was getroffen, volledig zouden worden voldaan, onder voorbehoud van de vernietiging van het faillissement.
De Hoge Raad heeft in cassatie de vraag behandeld of het hof terecht heeft geoordeeld dat niet meer aan het pluraliteitsvereiste was voldaan. De Hoge Raad oordeelde dat het hof niet had onderzocht of aan de vereisten voor faillietverklaring was voldaan, en dat het bestaan van steunvorderingen niet voldoende was onderzocht. De Hoge Raad vernietigde het arrest van het gerechtshof en verwees de zaak naar het gerechtshof Amsterdam voor verdere behandeling en beslissing. De uitspraak benadrukt het belang van het pluraliteitsvereiste in faillissementszaken en de noodzaak voor de rechter om de omstandigheden ten tijde van de uitspraak in overweging te nemen.