ECLI:NL:HR:2020:2008

Hoge Raad

Datum uitspraak
15 december 2020
Publicatiedatum
10 december 2020
Zaaknummer
20/01476
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openbaarheid van behandeling en uitspraak in uitleveringszaak tijdens COVID-19

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 15 december 2020 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een beslissing van de rechtbank Noord-Holland over de uitlevering van een Albanese persoon aan Zwitserland. De zaak kwam in het kader van de COVID-19 pandemie, waarbij de toegankelijkheid van gerechtsgebouwen tijdelijk was beperkt. De Hoge Raad behandelde twee hoofdvragen: of de behandeling van de zaak in het openbaar heeft plaatsgevonden en of de uitspraak in het openbaar is gedaan. De rechtbank had geoordeeld dat, ondanks de beperkingen, de behandeling in het openbaar had plaatsgevonden omdat de pers was toegestaan om de zitting bij te wonen. De Hoge Raad bevestigde dit oordeel en oordeelde dat de tijdelijke beperkingen in de toegankelijkheid van de rechtszaal niet automatisch het openbare karakter van de behandeling wegnemen. De Hoge Raad benadrukte dat de openbaarheid van de rechtspleging essentieel is voor het vertrouwen van het publiek in de rechtspraak, en dat er alternatieve manieren zijn om de openbaarheid te waarborgen, zoals livestreaming van zittingen. De Hoge Raad verwierp het cassatiemiddel en bevestigde de beslissing van de rechtbank, waarbij werd vastgesteld dat de uitspraak ook in het openbaar was gedaan, ondanks de beperkte toegang voor publiek.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer20/01476 U
Datum15 december 2020
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van 9 april 2020, nummer UTL I-2020001326, op een verzoek van de Bondsstaat Zwitserland tot uitlevering
van
[opgeëiste persoon],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1978,
hierna: de opgeëiste persoon.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de opgeëiste persoon. Namens deze heeft Y. Moszkowicz, advocaat te Utrecht, bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De raadsman van de opgeëiste persoon heeft daarop schriftelijk gereageerd.

2.Beoordeling van het cassatiemiddel

De klachten

2.1
Het cassatiemiddel klaagt allereerst dat de behandeling van de zaak niet in het openbaar heeft plaatsgevonden, althans dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de behandeling in het openbaar heeft plaatsgevonden. Verder klaagt het cassatiemiddel onder meer dat de rechtbank de bestreden beslissing niet in het openbaar heeft uitgesproken.
Proces-verbaal van de zitting en beslissing van de rechtbank
2.2.1
Het proces-verbaal van de zitting van de rechtbank van 26 maart 2020 houdt onder meer het volgende in:
“Proces-verbaal van de in het openbaar gehouden zitting van bovengenoemde rechtbank op 26 maart 2020.
(...)
De raadsman voert het woord als volgt:
(...)
De familie van cliënt mocht vandaag niet aanwezig zijn bij de behandeling van het uitleveringsverzoek. Formeel gesproken is dan ook sprake van een behandeling van de zaak met gesloten deuren. Ik wijs op twee uitspraken van de Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2001:AB3198 en ECLI:NL:HR:2010:BN8515. De vraag is of de uitzonderingsgronden als bedoeld in artikel 25 van de Uitleveringswet van toepassing zijn en de rechtbank zal daarover moeten beslissen, alvorens de rechtbank een beslissing neemt over het uitleveringsverzoek. Ik meen dat de uitzonderingsgronden niet van toepassing zijn. Op grond hiervan is de uitleveringsprocedure nietig en kan de rechtbank het uitleveringsverzoek niet toelaatbaar verklaren.
(...)
De voorzitter deelt - na beraad - de volgende beslissingen van de rechtbank mee.
(...)
Naar het oordeel van de rechtbank heeft het verhoor van de opgeëiste persoon in het openbaar plaatsgevonden. De opgeëiste persoon was aanwezig, bijgestaan door zijn raadsman. Tevens was een tolk aanwezig. Ook was het de pers toegestaan de zitting bij te wonen. Daarmee is het doel van de openbaarheid, te weten de controleerbaarheid, voldoende gewaarborgd. Dat de rechtbank in zijn algemeenheid heeft besloten, vanwege de coronacrisis, belangstellenden niet meer toe te laten tot het gerechtsgebouw heeft te maken met gewichtige redenen van volksgezondheid. Deze (beperkte) inbreuk op de openbaarheid acht de rechtbank niet in strijd met het bepaalde in artikel 25 van de Uitleveringswet. Immers, in het eerste lid van dit artikel is voorzien in de mogelijkheid van - gedeeltelijke - sluiting der deuren om gewichtige redenen zoals nu ook in deze zaak aan de orde.”
2.2.2
De beslissing van de rechtbank van 9 april 2020 houdt onder meer het volgende in:
“Naar het oordeel van de rechtbank heeft het verhoor van de opgeëiste persoon in het openbaar plaatsgevonden. De opgeëiste persoon was aanwezig, bijgestaan door zijn raadsman. Tevens was een tolk aanwezig. Ook was het de pers toegestaan de zitting bij te wonen. Daarmee is het doel van de openbaarheid, te weten de controleerbaarheid, voldoende gewaarborgd. Dat de rechtbank in zijn algemeenheid heeft besloten, vanwege de coronacrisis, belangstellenden niet meer toe te laten tot het gerechtsgebouw heeft te maken met gewichtige redenen van volksgezondheid. Deze (beperkte) inbreuk op de openbaarheid acht de rechtbank niet in strijd met het bepaalde in artikel 25 van de Uitleveringswet.
Immers, in het eerste lid van dit artikel is voorzien in de mogelijkheid van - gedeeltelijke - sluiting der deuren om gewichtige redenen zoals nu ook in deze zaak aan de orde.
(...)
6. Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Deze uitspraak is (...) uitgesproken op de openbare zitting van 9 april 2020.”
2.2.3
Het proces-verbaal van de beslissing van de rechtbank van 9 april 2020 houdt verder het volgende in:
“PROCES-VERBAAL van het verhandelde op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 26-03-2020 waarvan uitspraak op 9-04-2020
(...)
De voorzitter spreekt het vonnis uit (...)”.
Relevante bepalingen en rechtspraak
2.3.1
In cassatie zijn de volgende bepalingen van belang.
- Artikel 6 lid 1 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM), waarvan de tekst in de Nederlandse vertaling luidt:
“Bij het vaststellen van zijn burgerlijke rechten en verplichtingen of bij het bepalen van de gegrondheid van een tegen hem ingestelde vervolging heeft een ieder recht op een eerlijke en openbare behandeling van zijn zaak, binnen een redelijke termijn, door een onafhankelijk en onpartijdig gerecht dat bij de wet is ingesteld. De uitspraak moet in het openbaar worden gewezen maar de toegang tot de rechtszaal kan aan de pers en het publiek worden ontzegd, gedurende de gehele terechtzitting of een deel daarvan, in het belang van de goede zeden, van de openbare orde of nationale veiligheid in een democratische samenleving, wanneer de belangen van minderjarigen of de bescherming van het privé leven van procespartijen dit eisen of, in die mate als door de rechter onder bijzondere omstandigheden strikt noodzakelijk wordt geoordeeld, wanneer de openbaarheid de belangen van een behoorlijke rechtspleging zou schaden.”
- Artikel 121 van de Grondwet:
“Met uitzondering van de gevallen bij de wet bepaald vinden de terechtzittingen in het openbaar plaats en houden de vonnissen de gronden in waarop zij rusten. De uitspraak geschiedt in het openbaar.”
- Artikel 4 leden 1 en 2 van de Wet op de rechterlijke organisatie (hierna: RO):
“1. Tenzij bij de wet anders is bepaald, zijn, op straffe van nietigheid, de zittingen openbaar.
2. Om gewichtige redenen kan het onderzoek ter zitting geheel of gedeeltelijk plaatsvinden met gesloten deuren. In het proces-verbaal van de zitting worden de redenen vermeld.”
- Artikel 5 lid 1 RO:
“Op straffe van nietigheid geschiedt de uitspraak van vonnissen en arresten in burgerlijke zaken en strafzaken in het openbaar en bevatten deze beslissingen de gronden waarop zij berusten.”
- Artikel 25 lid 1 van de Uitleveringswet (hierna: Uw):
“Het verhoor van de opgeëiste persoon geschiedt in het openbaar, tenzij deze een behandeling van de zaak met gesloten deuren verlangt, of de rechtbank om gewichtige, in het proces-verbaal der zitting te vermelden, redenen sluiting der deuren beveelt.”
- Artikel 29 lid 1 Uw:
“De artikelen 50, eerste lid, 260, eerste lid, 268, 269, vijfde lid, 271, 272, 273, derde lid, 274 tot en met 277, 279, 281, 286, 288, vierde lid, 289, eerste en derde lid, 290 tot en met 301, 318 tot en met 322, 324 tot en met 331, 345, eerste en derde lid, 346, 357 en 362 tot en met 365, eerste tot en met vijfde lid van het Wetboek van Strafvordering vinden overeenkomstige toepassing. Voor zover die bepalingen betrekking hebben op de verdachte, zijn zij van overeenkomstige toepassing op de opgeëiste persoon.”
- Artikel 269 leden 1, 4 en 5 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv):
“1. Het onderzoek ter terechtzitting geschiedt in het openbaar. Vanaf het uitroepen van de zaak kan de rechtbank gehele of gedeeltelijke behandeling met gesloten deuren bevelen. Dit bevel kan worden gegeven in het belang van de goede zeden, de openbare orde, de veiligheid van de staat, alsmede indien de belangen van minderjarigen, of de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van de verdachte, andere procesdeelnemers of anderszins bij de zaak betrokkenen dit eisen. Een dergelijk bevel kan ook worden gegeven, indien de openbaarheid naar het oordeel van de rechtbank het belang van een goede rechtspleging ernstig zou schaden.
4. Tot bijwoning van de niet openbare terechtzitting kan de voorzitter bijzondere toegang verlenen.
5. Tot bijwoning van een openbare terechtzitting worden, tenzij in bijzondere gevallen ter beoordeling van de voorzitter, als toehoorders niet toegelaten personen die de leeftijd van twaalf jaar nog niet hebben bereikt. De voorzitter heeft de bevoegdheid om toehoorders niet toe te laten, indien deze de leeftijd van achttien jaar nog niet hebben bereikt, met uitzondering van slachtoffers van twaalf tot achttien jaar van het tenlastegelegde feit als bedoeld in artikel 51e, eerste lid, die de terechtzitting wensen bij te wonen.”
- Artikel 362 lid 1 Sv:
“Het vonnis wordt uitgesproken in een openbare zitting der rechtbank. De officier van justitie en de griffier zijn hierbij aanwezig.”
2.3.2
Met “verhoor van de opgeëiste persoon” in artikel 25 lid 1 Uw wordt bedoeld het onderzoek ter zitting over de toelaatbaarheid van de gevraagde uitlevering (vgl. HR 29 april 1986, ECLI:NL:HR:1986:AC9334).
Praktische maatregelen in verband met de toegankelijkheid van gerechtsgebouwen en de behandeling van zaken door de rechter
2.4.1
Naar aanleiding van de overheidsmaatregelen als gevolg van de uitbraak van de epidemie van COVID-19 zijn diverse praktische maatregelen getroffen in verband met de toegankelijkheid van gerechtsgebouwen en de behandeling van zaken door de rechter. Op 15 maart 2020 is door de Raad voor de rechtspraak op de website www.rechtspraak.nl het volgende bericht geplaatst:
“Den Haag, 15 maart 2020
In verband met de uitbraak van het coronavirus heeft de Rechtspraak besloten vanaf dinsdag 17 maart de rechtbanken, gerechtshoven en bijzondere colleges te sluiten. Urgente zaken gaan wel door. Dit zijn zaken waar een rechterlijke beslissing niet achterwege kan blijven omdat het bijvoorbeeld raakt aan de rechten van verdachten of rechtzoekenden.
Urgente zaken
Voorbeelden van urgente zaken zijn bijvoorbeeld zaken over de voorgeleidingen of hechtenis van verdachten, faillissementen, zittingen rond verplichte zorg en/of zorgmachtigingen, urgente familiezaken zoals uithuisplaatsingen of ondertoezichtstelling. Waar mogelijk zullen deze rechtszaken plaatsvinden met gebruikmaking van videoconference of tele(fonisch) horen. Als fysieke komst naar het gerechtsgebouw noodzakelijk is, zullen daar passende maatregelen voor getroffen worden.
Geen publiek
Vanaf dinsdag 17 maart is geen publiek meer welkom bij rechtszaken.
De maatregelen duren in eerste instantie tot en met 6 april 2020. (...)
Vragen en antwoorden
(...)
Als de Rechtspraak gaat sluiten, mag er dan nog wel publiek naar binnen?
Nee, voor die uitzonderlijke zaken die wel doorgaan, geldt dat vanaf dinsdag 17 maart er geen publiek meer bij zittingen aanwezig mag zijn. Voor die zaken die wel door moeten gaan, wordt er heel terughoudend omgegaan met het aantal aanwezigen. Alleen procespartijen mogen nog met een beperkte delegatie aanwezig zijn in de zittingszaal. Media mogen aanwezig zijn, maar in overleg met de rechtbanken, gerechtshoven en bijzondere colleges. Voor zaken die op grote publieke belangstelling kunnen rekenen, wordt onderzocht of het livestreamen van de zaak een optie is.
(...)
Worden er ook geen uitspraken meer gedaan?
Uitspraken blijven we doen, waar het kan/moet en met beperkingen. Publiek is niet toegestaan, procespartijen met een beperkte afvaardiging wel en enkel bij belangstelling krijgt een (beperkt) aantal journalisten toegang. We onderzoeken de mogelijkheid om uitspraken waar mogelijk te livestreamen. Ook proberen we zo veel mogelijk uitspraken te publiceren op www.rechtspraak.nl.”
2.4.2
De op de website www.rechtspraak.nl gepubliceerde preambule van de ‘Tijdelijke algemene regeling zaaksbehandeling Rechtspraak (versie: 24 november 2020)’ bevat een toelichting op de praktische maatregelen die zijn getroffen in verband met de toegankelijkheid van gerechtsgebouwen en de behandeling van zaken door de rechter. Deze houdt onder meer het volgende in:
“In verband met de uitbraak van het coronavirus is de werkwijze van de Rechtspraak aangepast. De rechtbanken, hoven en bijzondere colleges hebben doorgewerkt, zoveel mogelijk op afstand en met digitale middelen. In fase 1 (= de periode van 17 maart tot en met 6 april 2020) werden alleen zeer urgente zaken (de zogenoemde lijst 1-zaken) online (via Skype en telehoren) of telefonisch op zitting behandeld. In fase 2 (= de periode van 7 april tot en met 10 mei 2020) werden naast de zeer urgente zaken ook urgente zaken (de zogenoemde lijst 2-zaken) online of telefonisch op zitting behandeld. Daarnaast hebben de gerechten in fase 1 en fase 2 een grote hoeveelheid zaken schriftelijk afgedaan.
Vanaf 11 mei bevindt de Rechtspraak zich in fase 3 en worden er weer zittingen gehouden met fysieke aanwezigheid van procespartijen en overige procesdeelnemers. Daarbij krijgen strafzaken, jeugd(straf)zaken en familiezaken indien nodig de prioriteit, maar ook in andere zaken vinden weer meer fysieke zittingen plaats, waarbij het aantal per gerecht kan verschillen. Dit is mede afhankelijk van de inrichting van het gerechtsgebouw en de mogelijkheid om alternatieve zittingslocaties te vinden. Ook vinden er veel online zittingen plaats. Om de fysieke zittingen te kunnen laten plaatsvinden, zijn in alle gerechtsgebouwen de zittingszalen en de wachtruimten zodanig ingericht dat op een verantwoorde manier zitting kan worden gehouden. Hetzelfde geldt voor eventuele alternatieve zittingslocaties. Daarbij is rekening gehouden met de beperkende maatregelen ter bescherming van de volksgezondheid en de “anderhalve meter afstand norm”. Verder zijn de openingstijden voor gerechtsgebouwen verruimd, zodat ook vroeg in de ochtend of aan het begin van de avond zittingen kunnen worden gehouden. De voorzieningen binnen de gerechtsgebouwen, het gebruik van eventuele alternatieve zittingslocaties en de openingstijden kunnen per gerecht verschillen. Geadviseerd wordt om steeds de website van het betreffende gerecht te raadplegen voor de actuele informatie. Vanaf 1 juni 2020 zijn ook de centrale (informatie)balies geopend op alle locaties waar het gerechtsgebouw dit toelaat.
Vanaf 17 augustus 2020 is ook de aanwezigheid van publiek bij fysieke zittingen of een uitspraak in beginsel weer toegestaan. Belangstellenden dienen zich vooraf per e-mail bij het desbetreffende gerecht voor de zitting of de uitspraak aan te melden. Dit kan tot maximaal 2 werkdagen voor de zitting of de uitspraak. De gerechten bepalen het maximum aantal bezoekers per gerechtsgebouw. Dit is afhankelijk van de inrichting van het gebouw en kan daarom per gerechtsgebouw verschillen. Toegang tot het gerechtsgebouw wordt verkregen door het tonen van de verkregen e-mail bevestiging. Schoolklassen en andere groepen worden nog niet toegelaten.
Per 1 december 2020 is het dragen van een niet-medisch neus- en mondkapje (hierna: mondkapje) in publieke binnenruimten verplicht. Dit betekent dat in een gerechtsgebouw of alternatieve zittingslocatie in de publieke ruimten (onder andere hal, wachtruimte, gang, lift en trappenhuis) bezoekers en medewerkers van de Rechtspraak een mondkapje dragen. Dit geldt ook bij het in- en uitgaan van de zittingszaal. Na het plaatsnemen in de zittingszaal kan het mondkapje worden afgezet.
Voor de wijze waarop zaken sinds de uitbraak van de coronacrisis worden behandeld heeft de Presidentenvergadering een tijdelijke algemene regeling vastgesteld, die periodiek, al naar gelang de nieuwe omstandigheden is aangepast. De thans voorliggende regeling geldt tot 1 februari 2021 of zoveel langer als de Rechtspraak aansluit bij verlenging van de huidige coronamaatregelen door het kabinet.
Deze regeling bevat algemene regels met betrekking tot de zittingen, de aanwezigheid in de zittingszaal, ook voor journalisten en de voorziening Veilig mailen. Voor een aantal rechtsgebieden gelden specifieke regels, zie daarvoor de tijdelijke regelingen per rechtsgebied. Bij tegenstrijdigheid tussen deze tijdelijke algemene regeling en een tijdelijke regeling voor een rechtsgebied gaat de tijdelijke regeling voor een rechtsgebied voor.”
2.4.3
In de op de website www.rechtspraak.nl gepubliceerde ‘Tijdelijke algemene regeling zaaksbehandeling Rechtspraak (versie: 24 november 2020)’ wordt in paragraaf ‘1.2 Aanwezigheid in de rechtszaal’ onder meer vermeld:
“1.2.2 In die gevallen dat een zitting met fysieke aanwezigheid van procespartijen en overige procesdeelnemers plaatsvindt, kan ook publiek in beginsel bij de zitting of de uitspraak aanwezig zijn. Belangstellenden worden verzocht om zich vooraf per e-mail bij het desbetreffende gerecht en voor de desbetreffende zitting of uitspraak aan te melden. Dit kan tot maximaal 2 werkdagen voor de zitting of de uitspraak. De gerechten bepalen het maximum aantal bezoekers per gebouw. Dit kan per gerechtsgebouw verschillen. Toegang tot het gerechtsgebouw wordt verkregen door het tonen van de e-mailbevestiging.
1.2.3
Indien een zitting met fysieke aanwezigheid van de procespartijen en de overige procesdeelnemers plaatsvindt, zorgt het betrokken gerecht ervoor dat de betrokkenen het gerechtsgebouw en de zittingszaal met inachtneming van de genomen beperkende maatregelen ter bescherming van de volksgezondheid en de “anderhalve meter afstand norm” in en uit kunnen gaan. Betrokkenen dragen een mondkapje bij het betreden van het gerechtsgebouw, in de publieke ruimten van het gerechtsgebouw en bij in- en uitgaan van de zittingszaal. Na het plaatsnemen in de zittingszaal kan het mondkapje worden afgezet. Hetzelfde geldt voor een alternatieve zittingslocatie. Tenzij sprake is van een besloten zitting kan pers en publiek fysiek bij een zitting of een uitspraak aanwezig zijn, mits (de inrichting van) het gerechtsgebouw en de zittingszaal de aanwezigheid van pers en publiek mogelijk maken. Dit wordt bepaald door het betrokken gerecht. Waar mogelijk wordt ingezet op livestreaming.”
2.4.4
In voormelde ‘Tijdelijke algemene regeling zaaksbehandeling Rechtspraak (versie: 24 november 2020)’ wordt verwezen naar de, eveneens op de website www.rechtspraak.nl gepubliceerde, ‘Tijdelijke regeling strafrecht (versie: 1 september 2020)’. Hierin wordt onder meer vermeld:
“Nadat gedurende een periode vanaf 17 maart 2020 alleen zeer urgente en daarna ook andere urgente zaken zijn behandeld, worden er vanaf 11 mei 2020 weer zoveel mogelijk zittingen gehouden in fysieke aanwezigheid van de procespartijen. Daarbij gelden coronamaatregelen, zoals het houden van anderhalve meter afstand.
Voorts geldt de volgende werkwijze:
(...)
- Journalisten worden toegelaten tot de zittingszaal, mits (de inrichting van) het
gerechtsgebouw en de zittingszaal de aanwezigheid van pers (en publiek) mogelijk
maken.
- Publiek wordt in beperkte vorm toegelaten tot de gerechtsgebouwen. Belangstellenden dienen zich vooraf per e-mail bij het desbetreffende gerecht voor de zitting of de uitspraak aan te melden. Dit kan tot maximaal 2 werkdagen voor de zitting of de uitspraak. De gerechten bepalen het maximum aantal bezoekers per gerechtsgebouw. Dit is afhankelijk van de inrichting van het gebouw en kan daarom per gerechtsgebouw verschillen. Toegang tot het gerechtsgebouw wordt verkregen door het tonen van de verkregen e-mail bevestiging. Schoolklassen en andere groepen worden nog niet toegelaten.”
Beoordeling van de klachten over de openbaarheid van de zitting
2.5
Het proces-verbaal van de zitting van de rechtbank houdt in dat de zitting in het openbaar is gehouden. Het vermeldt niet dat enig gedeelte van die behandeling met gesloten deuren zou plaatsvinden. Gelet daarop moet in cassatie als vaststaand worden aangenomen dat de rechtbank niet op grond van artikel 25 lid 1 Uw de sluiting van de deuren heeft bevolen. Voor zover het cassatiemiddel uitgaat van een andere lezing van het proces-verbaal, mist het feitelijke grondslag.
2.6.1
Het cassatiemiddel stelt vervolgens de vraag aan de orde of de omstandigheid dat ten tijde van de behandeling van de zaak de toegankelijkheid van het gerechtsgebouw was beperkt als gevolg van de uitbraak van de epidemie van COVID-19, moet leiden tot het oordeel dat – niettegenstaande de andersluidende vermelding in het proces-verbaal van de zitting – de rechtbank de zaak niet in het openbaar heeft behandeld. De Hoge Raad overweegt daarover het volgende.
2.6.2
Het onderzoek naar de toelaatbaarheid van een gevraagde uitlevering strekt niet tot het bepalen van de gegrondheid van een tegen de opgeëiste persoon ingestelde strafvervolging zoals bedoeld in artikel 6 EVRM (vgl. HR 10 juni 2003, ECLI:NL:HR:2003:AF6597). De onder 2.6.1 genoemde vraag raakt echter niet alleen uitleveringsprocedures, maar ook zittingen in strafzaken die op grond van de wet in het openbaar plaatsvinden. Het gaat daarbij om zowel het onderzoek ter terechtzitting, zoals bedoeld in Titel VI van het Tweede Boek van het Wetboek van Strafvordering, als de behandeling in raadkamer, voor zover is voorgeschreven dat die behandeling in het openbaar plaatsvindt. Het is daarom nuttig in meer algemene zin de hiervoor genoemde vraag te beantwoorden en daarbij ook de rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (hierna: EHRM) over het recht op een openbare behandeling van de zaak te betrekken.
2.6.3
Op grond van artikel 6 lid 1 EVRM vindt de behandeling van de zaak in het openbaar plaats, tenzij de toegang tot de rechtszaal aan de pers en het publiek kan worden ontzegd op één van de in artikel 6 lid 1, tweede volzin, EVRM genoemde gronden. Met betrekking tot dit recht op een openbare behandeling van de zaak heeft het EHRM in de zaak Riepan tegen Oostenrijk (14 november 2000, nr. 35115/97) onder meer het volgende overwogen:
“27. The Court reiterates that the holding of court hearings in public constitutes a fundamental principle enshrined in paragraph 1 of Article 6. This public character protects litigants against the secret administration of justice with no public scrutiny; it is also one of the means whereby confidence in the courts can be maintained. By rendering the administration of justice transparent, publicity contributes to the achievement of the aim of Article 6 § 1, namely a fair trial, the guarantee of which is one of the fundamental principles of any democratic society (...).
28. It was undisputed in the present case that the publicity of the hearing was not formally excluded. However, hindrance in fact can contravene the Convention just like a legal impediment (...).
29. (...) The Court considers that a trial complies with the requirement of publicity only if the public is able to obtain information about its date and place and if this place is easily accessible to the public. In many cases these conditions will be fulfilled by the simple fact that a hearing is held in a regular courtroom large enough to accommodate spectators.”
2.6.4
Zoals blijkt uit het onder 2.4.1 weergegeven bericht, was de toegankelijkheid van gerechtsgebouwen vanaf 17 maart 2020 in verband met de uitbraak van de epidemie van COVID-19 zodanig beperkt dat geen publiek meer welkom was bij de behandeling van rechtszaken in die gebouwen. Uit de onder 2.4.2-2.4.4 weergegeven praktische maatregelen blijkt dat, na het herinrichten van de gerechtsgebouwen met het oog op het afwenden van besmettingsgevaren, vanaf 17 augustus 2020 publiek binnen zekere begrenzing weer aanwezig mag zijn bij fysieke zittingen of het doen van uitspraak. In verband met de besmettingsrisico’s als gevolg van de uitbraak van de epidemie van COVID-19 zijn al deze maatregelen als noodzakelijk beoordeeld ter bescherming van de volksgezondheid en in het bijzonder van de gezondheid van degenen die zich in een gerechtsgebouw bevinden en om de behandeling van – aanvankelijk alleen (zeer) urgente en nadien ook andere soorten – rechtszaken door middel van een fysieke zitting mogelijk te (blijven) maken. Die maatregelen hebben een tijdelijk karakter, waarbij de duur van de maatregelen samenhangt met de door de regering getroffen landelijke maatregelen ter bestrijding van de besmettingsgevaren.
Met betrekking tot de media en journalisten – kort gezegd: de pers – geldt dat de toegankelijkheid van gerechtsgebouwen en openbare zittingen gehandhaafd is gebleven, onder de voorwaarde van overleg met het betreffende gerecht en/of behoudens eventuele met de inrichting van het gerechtsgebouw of de zittingszaal verband houdende beperkingen.
2.6.5
De hiervoor beschreven tijdelijke beperkingen in de toegankelijkheid van gerechtsgebouwen hebben gevolgen voor de mogelijkheid van het publiek om in de ruimte aanwezig te zijn waar de rechter een zaak behandelt. Niet iedere beperking in de toegankelijkheid van die ruimte ontneemt echter aan die behandeling het openbare karakter. Het komt erop aan of, gegeven de noodzaak van dergelijke beperkingen in verband met de bescherming van de (volks)gezondheid en de noodzaak van het waarborgen van een behoorlijke rechtspleging door de behandeling van met name (zeer) urgente zaken op een fysieke zitting zoveel mogelijk doorgang te laten vinden, op andere wijze recht kan worden gedaan aan de belangen die worden gediend met een openbare behandeling van de zaak, in het bijzonder het waarborgen van de publieke verantwoording van de rechtspleging en van het vertrouwen van het publiek in de rechtspraak (vgl. de onder 2.6.3 vermelde rechtspraak van het EHRM). Daarbij komt in het bijzonder gewicht toe aan de toegankelijkheid voor de pers van de ruimte waar de zaak wordt behandeld. Onder omstandigheden kan ook anderszins worden voorzien in de mogelijkheid voor het publiek om het verloop van de behandeling van de zaak te volgen, zonder daartoe fysiek in de betreffende ruimte aanwezig te zijn. Daarbij kan worden gedacht aan een beeld- en geluidverbinding (waaronder een zogenoemde livestream) in zaken die brede publieke aandacht trekken of waarvoor anderszins bijzondere belangstelling van derden bestaat.
2.7
De rechtbank heeft kennelijk geoordeeld dat hoewel het gerechtsgebouw op 26 maart 2020 tijdelijk niet toegankelijk was voor het publiek als gevolg van de uitbraak van de epidemie van COVID-19, het onderzoek ter zitting over de toelaatbaarheid van de gevraagde uitlevering ook feitelijk in het openbaar heeft plaatsgevonden. De rechtbank heeft daarbij in aanmerking genomen dat het de pers was toegestaan om zittingen bij te wonen en dat daarmee op dat moment de controleerbaarheid voldoende was gewaarborgd. Gelet op wat onder 2.6 is overwogen, geeft dit oordeel van de rechtbank niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting en is het toereikend gemotiveerd. Ook in zoverre faalt de klacht.
2.8
Opmerking verdient nog het volgende. Op grond van de regeling van artikel 25 lid 1 Uw en ook regelingen over de openbaarheid van zittingen in strafzaken, waaronder met name artikel 269 Sv, kan de behandeling van een zaak achter gesloten deuren plaatsvinden op de in die regelingen aangeduide gronden. Zo’n behandeling achter gesloten deuren houdt in dat alleen de procesdeelnemers aanwezig zijn in de ruimte waar de zaak wordt behandeld, behoudens voor zover een andere persoon bijzondere toegang is verleend. De omstandigheid dat als gevolg van de onder 2.6.4 beschreven maatregelen het publiek niet of slechts in beperkte mate aanwezig kan zijn bij de behandeling van een zaak, vormt op zichzelf geen goede reden om de zaak achter gesloten deuren te behandelen. Het sluiten van de deuren zou immers in beginsel tot gevolg hebben dat de pers niet aanwezig kan zijn bij de behandeling van die zaak, terwijl de mogelijkheid van aanwezigheid van de pers juist bijdraagt aan de belangen die worden gediend met een openbare behandeling van de zaak. Daarnaast is van belang dat de genoemde beperkingen van de mogelijkheid om de behandeling van een zaak bij te wonen, niet in verband staan met de specifieke belangen die in de te behandelen zaak aan de orde zijn. De uitbraak van de epidemie van COVID-19 vormt een bijzondere oorzaak voor enkele generieke beperkingen van tijdelijke aard, waarop de regeling van artikel 25 lid 1 Uw en regelingen over de openbare behandeling van een strafzaak niet zijn toegesneden.
Beoordeling van de klacht over de openbaarheid van de uitspraak
2.9
Uit het proces-verbaal van de zitting van 9 april 2020 en de beslissing van de rechtbank van 9 april 2020 blijkt dat de beslissing in het openbaar is uitgesproken. De klacht van het cassatiemiddel dat de uitspraak niet in het openbaar heeft plaatsgevonden, mist feitelijke grondslag. Daaraan doet ook niet af dat ten tijde van de uitspraak het gerechtsgebouw niet toegankelijk was voor publiek. Het was, zoals onder 2.6.4 is weergegeven, de pers immers wel toegestaan om de zitting bij te wonen.
Opmerking verdient nog dat de openbaarheid van de uitspraak ook op andere wijze kan worden bevorderd dan door het uitspreken daarvan op een openbare zitting, bijvoorbeeld door het publiceren van uitspraken – zoals in het onderhavige geval is gebeurd door publicatie op de website uitspraken.rechtspraak.nl onder ECLI:NL:RBNHO:2020:2720 – of het anderszins toegankelijk maken van gegevens over het doen van uitspraken en van de tekst van uitspraken. (Vgl. in verband met het in het openbaar wijzen van uitspraken, zoals gewaarborgd in artikel 6 lid 1 EVRM, EHRM 22 februari 1984, nr. 8209/78 (Sutter/Zwitserland), overweging 33.)
Overige klachten
2.1
De Hoge Raad heeft ook de verder in het cassatiemiddel aangevoerde klachten over de uitspraak van de rechtbank beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat ook deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 RO).

3.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren E.S.G.N.A.I. van de Griend, A.L.J. van Strien, M.J. Borgers en A.E.M. Röttgering, in bijzijn van de waarnemend griffier S.P. Bakker, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
15 december 2020.