ECLI:NL:HR:2001:AB3198
Hoge Raad
- Cassatie
- W.J.M. Davids
- F.H. Koster
- A.M.M. Orie
- B.C. De Savornin Lohman
- E.J. Numann
- Rechtspraak.nl
Uitlevering van opgeëiste persoon aan Duitsland en openbaarheidsbeginsel
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie tegen een uitspraak van de Arrondissementsrechtbank te Roermond, die op 15 november 2000 de uitlevering van de opgeëiste persoon aan de Bondsrepubliek Duitsland toelaatbaar verklaarde. De opgeëiste persoon, geboren in 1967 en verblijvende in het Parkhotel te Venlo, heeft beroep ingesteld tegen deze beslissing. De advocaat van de opgeëiste persoon, mr. R.A.J.C. Huijs, heeft een middel van cassatie voorgesteld, dat aan het arrest is gehecht. De Advocaat-Generaal Wortel heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De Hoge Raad heeft op 11 september 2001 de bestreden uitspraak vernietigd en bevolen dat de opgeëiste persoon zal worden opgeroepen ter zitting van de Hoge Raad op 9 oktober 2001, om gehoord te worden over het uitleveringsverzoek. De zaak betreft de toepassing van artikel 25, eerste lid, van de Uitleveringswet (UW), dat bepaalt dat het verhoor van de opgeëiste persoon in het openbaar dient te geschieden, tenzij deze een behandeling met gesloten deuren verlangt of de rechtbank om gewichtige redenen sluiting der deuren beveelt.
De rechtbank had het verzoek van de opgeëiste persoon om de zitting achter gesloten deuren te houden, afgewezen. De opgeëiste persoon had aangegeven zich te schamen voor de zaak en verzocht om privacy. De rechtbank oordeelde echter dat de omstandigheden geen grond vormden voor een besloten behandeling. De Hoge Raad oordeelde dat de rechtbank hiermee het bepaalde in artikel 25, eerste lid, UW heeft miskend, aangezien de wet geen discretionaire bevoegdheid aan de rechter geeft om een verzoek tot sluiting van de deuren al dan niet te honoreren. De niet-naleving van deze bepaling is van wezenlijke betekenis en leidt tot nietigheid van de behandeling.