Uitspraak
wonende te [woonplaats],
kantoorhoudende te Rotterdam,
2.Uitgangspunten en feiten
Beroepsgrond 1, de crisismaatregel was in strijd met het wettelijk systeem
4.Beoordeling van het middel
5.Beslissing
20 november 2020.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om de ontvankelijkheid van een cassatieberoep tegen een crisismaatregel die is genomen op grond van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De betrokkene, die in cassatie gaat, heeft eerder beroep ingesteld tegen een beschikking van de rechtbank Rotterdam, waarin de tweede crisismaatregel werd genomen door de burgemeester. De Hoge Raad behandelt de vraag of de burgemeester procesbevoegdheid heeft in deze procedure en of de betrokkene ontvankelijk is in zijn beroep. De rechtbank had geoordeeld dat de tweede crisismaatregel niet in strijd was met het wettelijk systeem, ondanks dat er al een voortgezette crisismaatregel liep. De Hoge Raad bevestigt deze beoordeling en oordeelt dat de burgemeester procesbevoegdheid heeft en dat de betrokkene ontvankelijk is in zijn beroep. De Hoge Raad verwerpt het cassatieberoep, waarbij het belang van de naleving van de Wvggz en de rechten van de betrokkene centraal staan. De uitspraak benadrukt de noodzaak van zorgvuldige procedures bij het nemen van crisismaatregelen en de rol van de burgemeester hierin.