Voetnoten
3.EHRM 12 februari 2008, nr. 21906/04 (Kafkaris/Cyprus), rov. 97.
4.EHRM 12 februari 2008, nr. 21906/04 (Kafkaris/Cyprus), rov. 95-99, EHRM 9 juli 2013, nr. 66069/09, 130/10 en 3896/10 (Vinter en anderen/Verenigd Koninkrijk), rov. 104-122 en EHRM 26 april 2016, nr. 10511/10 (Murray/Nederland), rov. 99-112. Zie ook HR 5 juli 2016, ECLI:NL:HR:2016:1325, rov. 3.3. 5.EHRM 26 april 2016, nr. 10511/10 (Murray/Nederland), rov. 100.
7.Besluit van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie van 25 november 2016, houdende de instelling van een Adviescollege levenslanggestraften (Besluit Adviescollege levenslanggestraften), Stcrt. 2016, 65365. Nadien is dit besluit enkele malen gewijzigd (Stcrt. 2017, 32577, Stcrt. 2020, 31638 en Stcrt. 2020, 42424).
8.Regeling van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie van 17 augustus 2017, nr. 2117970, houdende wijziging van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden en van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting in verband met de wijzigingen in het kader van de uitvoering van de levenslange gevangenisstraf, Stcrt. 2017, 48627.
10.HR 19 december 2017, ECLI:NL:HR:2017:3185, rov. 3.4, onder g, met vermelding van nadere vindplaatsen. Zie ook EHRM 12 maart 2019, nr. 41216/13 (Petukhov/Oekraïne (nr. 2)), rov. 178. 13.Vgl. art. 13-17 Gratiewet.
14.Art. 4 lid 1 en art. 19 lid 1 Gratiewet. Zie voor de uitzonderingen op deze plicht tot het inwinnen van advies, art. 4 lid 5 Gratiewet.
15.Kamerstukken II 1984/85, 19075, nr. 3, p. 14-15.
16.Kamerstukken II 1986/87, 19075, nr. 6, p. 8.
17.Vgl. ook Handelingen II 1986/87, p. 85-4303.
18.Dit voorschrift noemt de volgende criteria: “a. het recidiverisico; b. de delictgevaarlijkheid; c. het gedrag en de ontwikkeling van de levenslanggestrafte gedurende zijn detentie; d. de impact op de slachtoffers en nabestaanden en in de sleutel daarvan de vergelding.”
19.Zie voor deze maatstaf HR 19 december 2017, ECLI:NL:HR:2017:3185, rov. 3.5.3, en voorts EHRM 9 juli 2013, nr. 66069/09, 130/10 en 3896/10 (Vinter en anderen/Verenigd Koninkrijk), rov. 119, EHRM 26 april 2016, nr. 10511/10 (Murray/Nederland), rov. 100 en EHRM 17 januari 2017, nr. 57592/08 (Hutchinson/Verenigd Koninkrijk), rov. 42-43. 20.Art. 18 lid 2 Gratiewet.
21.Zie HR 19 december 2017, ECLI:NL:HR:2017:3185, rov. 3.5.4, onder verwijzing naar EHRM 23 mei 2017, nr. 22662/13, 51059/13, 58823/13, 59692/13, 59700/13, 60115/13, 69425/13 en 72824/13 (Matiošaitis en anderen/Litouwen), rov. 181. 23.Zie ook Kamerstukken II 2016/17, 29279, nr. 366, p. 16.
24.Vgl. naast HR 19 december 2017, ECLI:NL:HR:2017:3185, rov. 3.5.4, ook Kamerstukken II 1984/85, 19075, nr. 6, p. 1 en Kamerstukken I 1987/88, 19075, nr. 22a, p. 1. Zie voorts de in noot 22 genoemde rechtspraak van het EHRM. 25.Vgl. voor het belang van deze keuze EHRM 18 juni 2019, nr. 74452/13 (Dardanskis/Litouwen), rov. 26.
27.Vgl. onder meer EHRM 26 april 2016, nr. 10511/10 (Murray/Nederland), rov. 100 en EHRM 12 maart 2019, nr. 41216/13 (Petukhov/Oekraïne (nr. 2)), rov. 185.