ECLI:NL:HR:2020:1269
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie over aanvullende invoerrechten en representatieve prijzen in douanerecht
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 10 juli 2020 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure over de heffing van aanvullende invoerrechten op pluimveevlees. De belanghebbende, [X] B.V., had tegen de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 24 november 2015 beroep in cassatie ingesteld. Het Gerechtshof had geoordeeld dat de door de belanghebbende opgegeven cif-invoerprijzen niet juist waren, omdat de doorverkoopprijzen op de communautaire markt lager waren dan de representatieve prijzen. De Hoge Raad heeft de prejudiciële beslissing van het Hof van Justitie van de Europese Unie in aanmerking genomen, waarin werd vastgesteld dat de enkele omstandigheid dat ingevoerde goederen met verlies zijn verkocht, niet voldoende is om de juistheid van de opgegeven cif-invoerprijs te betwisten. De Hoge Raad oordeelde dat het Gerechtshof een onjuiste rechtsopvatting had en dat de heffing van aanvullende rechten niet op basis van de representatieve prijs mocht plaatsvinden als de cif-invoerprijzen niet juist zijn. De zaak werd terugverwezen naar het Gerechtshof Amsterdam voor verdere behandeling.
De Hoge Raad heeft in zijn arrest de middelen van de belanghebbende gegrond verklaard en de uitspraak van het Gerechtshof vernietigd. Tevens werd de Staatssecretaris van Financiën veroordeeld in de proceskosten en het griffierecht van de belanghebbende. Dit arrest benadrukt de noodzaak voor douaneautoriteiten om de juiste methoden voor de vaststelling van douanewaarde te hanteren, vooral in situaties waarin de opgegeven invoerprijzen ter discussie staan. De uitspraak heeft belangrijke implicaties voor de toepassing van douanerechten en de rechtsbescherming van importeurs.