ECLI:NL:HR:2022:1043
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen uitspraak Gerechtshof Amsterdam over douanerechten
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 8 juli 2022 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door [X] B.V. tegen de Staatssecretaris van Financiën. De zaak betreft uitnodigingen tot betaling van douanerechten die aan de belanghebbende waren uitgereikt. De Hoge Raad heeft de eerdere uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 27 mei 2021, nrs. 20/00395 en 20/00396, in cassatie beoordeeld. Dit volgde op een eerdere vernietiging van een uitspraak van het Hof door de Hoge Raad op 10 juli 2020, ECLI:NL:HR:2020:1269, waarbij de zaak was terugverwezen naar het Gerechtshof voor verdere behandeling.
Belanghebbende, vertegenwoordigd door R.R. Ramautarsing, heeft verschillende middelen voorgesteld in het cassatieberoep. De Staatssecretaris, vertegenwoordigd door [P], heeft een verweerschrift ingediend. Na beoordeling van de ingediende middelen heeft de Hoge Raad geconcludeerd dat deze niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak van het Hof. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, aangezien de beoordeling van de middelen niet vereist dat er antwoorden worden gegeven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie.
De Hoge Raad heeft ook geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond verklaard, waarmee de uitspraak van het Gerechtshof in stand blijft.