Uitspraak
[X] B.V.te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het
Gerechtshof Amsterdamvan 24 november 2015, nrs. 14/00065 en 14/00066, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Noord‑Holland (nrs. AWB 13/2604 en AWB 13/2722) betreffende aan belanghebbende uitgereikte uitnodigingen tot betaling van aanvullende invoerrechten. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
1.Geding in cassatie
2.Uitgangspunten in cassatie
inhet land van oorsprong. Als belanghebbende vervolgens niet in staat blijkt te zijn om dergelijke nadere gegevens te verstrekken dan zal voor de berekening van het aanvullend invoerrecht worden uitgegaan van de op dat moment geldende representatieve prijs. Omdat in het geval van [E] SA de gehanteerde verrekenprijs een FOB-prijs
inhet land van oorsprong betreft dient de CIF-prijs op […] basis van de verrekenprijs te worden vastgesteld.”
3.Unierechtelijke bepalingen
:
,van Vo. (EG) 1484/95 in zoverre ongeldig zijn.