AI samenvatting door Lexboost • Automatisch gegenereerd
Cassatie over de vraag of werkzaamheden als voorzitter of lid van een bezwarenadviescommissie als ondernemer worden aangemerkt voor de omzetbelasting
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 26 juni 2020 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure over de vraag of een belanghebbende, die als voorzitter of lid van een bezwarenadviescommissie werkzaamheden verricht, als ondernemer in de zin van de Wet op de omzetbelasting 1968 kan worden aangemerkt. De belanghebbende had tegen de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam beroep in cassatie ingesteld, nadat het Hof had geoordeeld dat zij de commissiewerkzaamheden zelfstandig verrichtte en derhalve als ondernemer moest worden aangemerkt. De Hoge Raad heeft de uitspraak van het Hof vernietigd en geoordeeld dat de belanghebbende de werkzaamheden niet als ondernemer verrichtte. De Hoge Raad concludeerde dat de leden van de bezwarenadviescommissie hun werkzaamheden niet uitoefenen in een verhouding van ondergeschiktheid ten aanzien van de arbeidsvoorwaarden en de verantwoordelijkheid van een werkgever. Dit betekent dat zij niet voldoen aan de vereisten voor het zelfstandig uitoefenen van economische activiteiten zoals bedoeld in de BTW-richtlijn. De Hoge Raad heeft bepaald dat de belanghebbende geen omzetbelasting verschuldigd is over de vergoedingen die zij voor haar commissiewerkzaamheden heeft ontvangen. Tevens is de Staatssecretaris van Financiën veroordeeld tot teruggaaf van een bedrag aan omzetbelasting en de kosten van het geding.
Voetnoten
2.Besluit van 21 januari 2009, Stb. 2009, 50, zoals gewijzigd bij besluit van 6 december 2012, Stb. 2012, 624 (tekst 1 januari 2013 tot en met 31 december 2019).
4.Vgl. HvJ 29 september 2015, Gmina Wroclaw, C-276/14, ECLI:EU:C:2015:635, punt 34, en HvJ 13 juni 2019, IO, C-420/18, ECLI:EU:C:2019:490, punten 37 tot en met 39.
5.Artikel 7:13, lid 4, Awb in samenhang gelezen met artikel 7:4, lid 6, Awb, artikel 7:5, lid 2, Awb respectievelijk artikel 7:3 Awb.
6.Kamerstukken II 1988/89, 21 221, nr. 3, p. 155.
7.Artikel 7:13, lid 3, eerste volzin, en lid 5, Awb.
8.Artikel 7:13, lid 3, tweede volzin, Awb.
9.Kamerstukken II 1988/89, 21 221, nr. 3, p. 155.
10.Artikel 7:13, lid 6, Awb.