2.1.De rechtbank heeft in haar uitspraak de navolgende feiten vastgesteld.
“1. In het onderhavige jaar was eiseres werkzaam als lid respectievelijk voorzitter van
diverse bezwaaradviescommissies. Eiseres brengt voor deze werkzaamheden vergoedingen in rekening. Eiseres was onder meer werkzaam als voorzitter van de
bezwaaradviescommissie inzake personele aangelegenheden van het Ministerie van
Veiligheid en Justitie en als voorzitter van de bezwaaradviescommissie inzake personele
aangelegenheden van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu (samen aangeduid als de
ministeries). Dit betreft bezwaaradviescommissies als bedoeld in artikel 7:13 van de
Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2. Een expertisecentrum regelt na ontvangst van een bezwaarschrift tegen een beslissing
van een van de ministeries de planning van de hoorzitting en overige organisatorische
handelingen. Dit expertisecentrum benadert de, voor het geven van een advies over het
betreffende bezwaarschrift, beoogde leden van de commissie.
3. Tot de stukken van het geding behoort de ‘mededeling voor het SGO inzake BTW op
vergoedingen voor adviescolleges en (advies)commissies’ waarin onder meer is
opgenomen:
“Per 1 januari 2013 is er nieuwe regelgeving gekomen over omzetbelasting (btw) voor
commissariaten. Deze gewijzigde regelgeving kan ook beteken dat omzetbelasting (btw)
moet worden berekend over de vergoedingen, die worden toegekend aan voorzitters en leden van adviescolleges en (advies)commissies (van het Rijk). Zoals bijvoorbeeld de
Gezondheidsraad, de Onderwijsraad, auditcommittee’s en bezwarenadviescommissies.
Niet in alle gevallen is omzetbelasting (btw) verschuldigd over een vergoeding die aan een voorzitter of een lid van een adviescollege of commissie is verschuldigd. De vraag die moet worden beantwoord is of een voorzitter of een lid zelfstandig een prestatie in het economisch verkeer verricht. Van een dergelijke prestatie kan sprake zijn als een voorzitter of een lid betaald wordt voor deze werkzaamheden anders dan slechts een kostenvergoeding. Het antwoord op de vraag is echter sterk afhankelijk van de feiten en omstandigheden waaronder wordt opgetreden. Aangezien deze per geval kunnen verschillen is het niet mogelijk hier algemene richtlijnen op te formuleren. Het is aan de belastinginspecteur omzetbelasting om de feiten en omstandigheden van het geval te beoordelen en een standpunt in te nemen.
Het eventueel verschuldigd zijn van omzetbelasting (btw) op een vergoeding voor een
lidmaatschap in een adviescollege of commissie heeft geen invloed op de hoogte van de
vergoeding. Eventueel verschuldigde omzetbelasting (btw) kan niet boven de toegekende
vergoeding op grond van de Wet en het Besluit vergoedingen adviescolleges en commissies bij het ministerie in rekening worden gebracht. Het besluit bepaalt de maximale toe te kennen vergoeding en dit maximum kan (ook niet door omzetbelasting) worden overschreden.
Het ligt niet in de rede om het Besluit vergoedingen adviescolleges en commissies aan te
passen in verband met gewijzigde fiscale regelgeving Het verhogen van vergoedingen zal op weinig politiek draagvlak kunnen rekenen. In 2009 is het besluit in werking getreden als afronding van een toezegging aan de Tweede Kamer om de vergoedingen te harmoniseren.
Bovendien wijzigingen in de fiscale regelgeving leiden in het algemeen ook niet tot
aanpassing van de rechtspositionele aanspraken van rijksambtenaren.
Daarnaast kan, in het geval een voorzitter of een lid omzetbelasting (btw) is verschuldigd
over de aan hem toegekende vergoeding, hij in beginsel deze verschuldigde omzetbelasting weer verrekenen met de aan hem in rekening gebracht omzetbelasting voor de aan hem geleverde prestaties.”
4. In totaal heeft eiseres aan de ministeries in 2014 een bedrag van € 11.264 in rekening
gebracht. De ministeries hebben eiseres meegedeeld niet bereid te zijn omzetbelasting te
betalen bovenop de door eiseres aan hen in rekening gebrachte vergoedingen. Eiseres is met betrekking tot haar werkzaamheden voor de ministeries daarom bij de berekening van de door haar verschuldigde omzetbelasting ervan uitgegaan dat de vergoeding inclusief
omzetbelasting is.
5. Ter zake van al haar werkzaamheden in 2014 heeft eiseres als volgt aangifte voor de
omzetbelasting gedaan.
Omzet € 40.166
BTW 21% € 8.435
Voorbelasting €
352
Totaal € 8.083
In het totaal verschuldigde bedrag van € 8.083 is een bedrag van € 1.955 (21/121 van
€ 11.264) begrepen dat betrekking heeft op de werkzaamheden die eiseres voor de
ministeries heeft verricht.”