ECLI:NL:HR:2020:1
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Vernietiging schenkingsovereenkomst wegens dwaling en de gevolgen voor schenkbelasting
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 10 januari 2020 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure over de vernietiging van een schenkingsovereenkomst wegens dwaling. De belanghebbende, die een woning van zijn oudtante had gekocht, stelde dat hij en zijn oudtante niet op de hoogte waren van de fiscale gevolgen van de schenking. De belanghebbende had op 22 september 2015 de woning gekocht voor € 325.000, terwijl zijn oudtante had toegezegd dat hij deze voor € 225.000 kon kopen. Na de schenking van € 100.000 op 7 december 2015, deed de belanghebbende aangifte schenkbelasting op 4 april 2016. De aanslag werd opgelegd op 30 augustus 2016.
De belanghebbende heeft de schenking later willen vernietigen op grond van dwaling, maar het Hof oordeelde dat hij niet aannemelijk had gemaakt dat hij in vermoedelijke zekerheid verkeerde over de fiscale gevolgen. De Hoge Raad bevestigde dat de vernietiging van de schenkingsovereenkomst niet automatisch leidt tot vernietiging van de aanslag in de schenkbelasting. De Hoge Raad oordeelde dat de middelen van de belanghebbende niet tot cassatie konden leiden, behalve voor het punt dat het Hof de bewijslast te zwaar had gelegd. De zaak werd verwezen naar het Gerechtshof 's-Hertogenbosch voor verdere behandeling, waarbij de belanghebbende de gelegenheid krijgt om een verzoek tot vermindering van de aanslag in te dienen.