ECLI:NL:HR:2000:AA4310
Hoge Raad
- Cassatie
- H. Haak
- A. Bleichrodt
- M. Orie
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van de strafoplegging in verband met de Wegenverkeerswet 1994
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 18 januari 2000 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De Procureur-Generaal bij het Hof had een cassatieberoep ingesteld tegen de veroordeling van de verdachte voor overtreding van artikel 8, tweede lid aanhef en onder a, van de Wegenverkeerswet 1994. De verdachte was veroordeeld tot een geldboete van vijftienhonderd gulden, subsidiair dertig dagen hechtenis. De raadsman van de verdachte, mr. P. van der Velden, heeft het cassatieberoep tegengesproken. De Advocaat-Generaal Wortel heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad het bestreden arrest zal vernietigen voor wat betreft de strafoplegging en de motivering daarvan, en de zaak zal terugwijzen naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage.
De Hoge Raad oordeelde dat de tenlastelegging niet voldoende was om de bijkomende straf van ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen op te leggen. Dit omdat in de tenlastelegging niet expliciet was opgenomen dat de verdachte een motorrijtuig had bestuurd, terwijl dit wel een vereiste is voor het opleggen van die bijkomende straf. De Hoge Raad concludeerde dat het oordeel van het Hof, dat aan de verdachte niet de bijkomende straf kon worden opgelegd, onjuist was. De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak, maar uitsluitend voor wat betreft de strafoplegging, en wees de zaak terug naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage voor herbehandeling.
Deze uitspraak benadrukt het belang van een correcte tenlastelegging in strafzaken, vooral wanneer het gaat om bijkomende straffen die afhankelijk zijn van specifieke omstandigheden, zoals het besturen van een motorrijtuig. De uitspraak heeft implicaties voor de rechtspraktijk, aangezien het de noodzaak onderstreept om zorgvuldig om te gaan met de formulering van tenlasteleggingen in verkeersdelicten.