Uitspraak
wonende te Den Haag,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
1.Het geding in feitelijke instanties
2.Het geding in cassatie
3.Beoordeling van het middel
4.Beslissing
19 april 2019.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 19 april 2019 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door [eiser] tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 16 januari 2018. De zaak betreft een onrechtmatige daad waarbij de vraag centraal staat of het aanspannen van een procedure door een rechter tegen een journalist onrechtmatig was. De Hoge Raad verwijst naar eerdere vonnissen en arresten die relevant zijn voor de beoordeling van de zaak, waaronder vonnissen van de rechtbank Amsterdam en eerdere arresten van het gerechtshof Den Haag en 's-Hertogenbosch.
De Hoge Raad heeft de klachten die door [eiser] in het cassatieberoep zijn aangevoerd, niet gegrond bevonden. De conclusie van de plaatsvervangend Procureur-Generaal was om het cassatieberoep te verwerpen, en de advocaat van [eiser] heeft schriftelijk op deze conclusie gereageerd. De Hoge Raad oordeelt dat de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling, en daarom is nadere motivering niet nodig.
In de beslissing heeft de Hoge Raad het beroep verworpen en [eiser] veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van [verweerder] zijn begroot op nihil. Dit arrest is openbaar uitgesproken door raadsheer M.V. Polak, en de uitspraak is gedaan door de vicepresident en de raadsheren van de Hoge Raad.