ECLI:NL:HR:2019:648

Hoge Raad

Datum uitspraak
19 april 2019
Publicatiedatum
19 april 2019
Zaaknummer
18/01538
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige daad en cassatieprocedure tegen journalist

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 19 april 2019 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door [eiser] tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 16 januari 2018. De zaak betreft een onrechtmatige daad waarbij de vraag centraal staat of het aanspannen van een procedure door een rechter tegen een journalist onrechtmatig was. De Hoge Raad verwijst naar eerdere vonnissen en arresten die relevant zijn voor de beoordeling van de zaak, waaronder vonnissen van de rechtbank Amsterdam en eerdere arresten van het gerechtshof Den Haag en 's-Hertogenbosch.

De Hoge Raad heeft de klachten die door [eiser] in het cassatieberoep zijn aangevoerd, niet gegrond bevonden. De conclusie van de plaatsvervangend Procureur-Generaal was om het cassatieberoep te verwerpen, en de advocaat van [eiser] heeft schriftelijk op deze conclusie gereageerd. De Hoge Raad oordeelt dat de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling, en daarom is nadere motivering niet nodig.

In de beslissing heeft de Hoge Raad het beroep verworpen en [eiser] veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van [verweerder] zijn begroot op nihil. Dit arrest is openbaar uitgesproken door raadsheer M.V. Polak, en de uitspraak is gedaan door de vicepresident en de raadsheren van de Hoge Raad.

Uitspraak

19 april 2019
Eerste Kamer
18/01538
TT
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[eiser],
wonende te Den Haag,
EISER tot cassatie,
advocaten: mr. J.P. Heering en mr. R.P.J.L. Tjittes,
t e g e n
[verweerder],
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
VERWEERDER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser] en [verweerder].

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
a. de vonnissen in de zaak C/13/531910/HA ZA 12-1488 van de rechtbank Amsterdam van 24 juli 2013, 7 augustus 2013 en 19 februari 2014;
b. het arrest in de zaak 200.151.409/01 van het gerechtshof Den Haag van 16 juni 2015;
b. de arresten in de zaak 200.172.773/01 van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 8 september 2015 en 16 januari 2018.
Het arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van16 januari 2018 is aan dit arrest gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen het arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 16 januari 2018 heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De procesinleiding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Tegen [verweerder] is verstek verleend.
De conclusie van de plaatsvervangend Procureur-Generaal strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaat van [eiser] heeft schriftelijk op die conclusie gereageerd.

3.Beoordeling van het middel

De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerder] begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door de vicepresident C.A. Streefkerk als voorzitter en de raadsheren C.E. du Perron, M.J. Kroeze, C.H. Sieburgh en H.M. Wattendorff, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer M.V. Polak op
19 april 2019.