In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch werd behandeld, gaat het om een hoger beroep van een journalist tegen een oud-rechter. De zaak betreft beschuldigingen van misbruik van procesrecht en onrechtmatig handelen door de oud-rechter. De appellant, zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, werd vertegenwoordigd door advocaat mr. T.J. Stapel, terwijl de geïntimeerde, wonende te [woonplaats], werd bijgestaan door mr. A.R.J. Croiset van Uchelen. De procedure volgde op eerdere tussenarresten van het hof en een arrest van de Hoge Raad. Het hof heeft in het tussenarrest van 16 januari 2018 geoordeeld dat de geïntimeerde tegenbewijs moest leveren tegen de stelling van de appellant dat er voorafgaand aan een pleidooi telefonisch contact had plaatsgevonden. De geïntimeerde heeft echter afgezien van het leveren van tegenbewijs, waardoor de stelling van de appellant vaststaat. Het hof concludeert dat de geïntimeerde misbruik heeft gemaakt van procesrecht door een procedure aan te spannen op basis van onjuiste feiten. Hierdoor is de geïntimeerde aansprakelijk voor de schade die de appellant heeft geleden. Het hof heeft de zaak verwezen naar de schadestaatprocedure voor verdere beoordeling van de schadevergoeding. Tevens is de geïntimeerde veroordeeld in de proceskosten van zowel de eerste aanleg als het hoger beroep. De uitspraak van het hof is openbaar uitgesproken op 26 mei 2020.