ECLI:NL:HR:2019:242

Hoge Raad

Datum uitspraak
15 februari 2019
Publicatiedatum
14 februari 2019
Zaaknummer
18/00957
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over douanerechten en procesrecht met verwijzing naar Gerechtshof Amsterdam

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 15 februari 2019 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende douanerechten. De zaak betreft een beroep in cassatie van [X] Ltd., gevestigd in het Verenigd Koninkrijk, tegen een uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 30 januari 2018. De Hoge Raad heeft eerder een arrest gewezen in een vergelijkbare zaak (ECLI:NL:HR:2015:3466), waarin de eerdere uitspraak van het Hof werd vernietigd en de zaak werd terugverwezen voor verdere behandeling.

In het huidige geding heeft de belanghebbende, [X] Ltd., een aantal middelen voorgesteld tegen de uitspraak van het Hof. De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend, en de belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend. De Hoge Raad heeft de middelen beoordeeld en vastgesteld dat middel A slaagt op de gronden die zijn vermeld in een eerder arrest (ECLI:NL:HR:2019:164).

De overige middelen konden niet tot cassatie leiden, en de Hoge Raad oordeelde dat de uitspraak van het Hof niet in stand kon blijven. De zaak wordt verwezen naar het Gerechtshof Amsterdam voor verdere behandeling, waarbij het Hof opnieuw moet beoordelen of de Inspecteur de oorsprong van de ingevoerde knoflookbollen uit China heeft bewezen. Tevens is bepaald dat de zaak na verwijzing in een andere samenstelling moet worden behandeld om een behoorlijke rechtspleging te waarborgen.

De Hoge Raad heeft de Staatssecretaris van Financiën veroordeeld in de proceskosten en heeft bepaald dat de belanghebbende recht heeft op vergoeding van het griffierecht en de kosten van rechtsbijstand. Dit arrest is openbaar uitgesproken op 15 februari 2019.

Uitspraak

15 februari 2019
Nr. 18/00957
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
[X] Ltd.te
[Z], Verenigd Koninkrijk (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het
Gerechtshof Amsterdamvan 30 januari 2018, nr. 15/00858, betreffende een aan belanghebbende uitgereikte uitnodiging tot betaling van douanerechten.

1.Het eerste geding in cassatie

De uitspraak van 10 mei 2012 van het Hof is op het beroep van belanghebbende bij arrest van de Hoge Raad van 4 december 2015, nr. 12/02875, ECLI:NL:HR:2015:3466, vernietigd, met verwijzing van het geding naar hetzelfde gerechtshof ter verdere behandeling en beslissing van de zaak met inachtneming van dat arrest.

2.Het tweede geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof van 30 januari 2018 beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal middelen voorgesteld.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.

3.Beoordeling van de middelen

3.1.
Middel A slaagt op de gronden die zijn vermeld in het arrest dat de Hoge Raad vandaag heeft uitgesproken in de zaak met nummer 18/00958, ECLI:NL:HR:2019:164, waarvan een geanonimiseerd afschrift aan dit arrest is gehecht.
3.2.
De overige middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, omdat de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3.3.
Gelet op hetgeen hiervoor in 3.1 is overwogen, kan de uitspraak van het Hof niet in stand blijven. Verwijzing moet volgen. Het verwijzingshof zal opnieuw moeten beoordelen of de Inspecteur voor de ingevoerde knoflookbollen de oorsprong China heeft bewezen.
3.4.
Met het oog op het geding na verwijzing verdient nog het volgende opmerking. Het Hof heeft de eerste uitspraak gedaan in gedeeltelijk dezelfde samenstelling als de bestreden uitspraak. De bestreden uitspraak wordt vernietigd op eenzelfde grond als die waarop de eerste uitspraak is vernietigd. Uit het oogpunt van een behoorlijke rechtspleging dient het Hof deze zaak na verwijzing te behandelen en te beslissen in volledig andere samenstelling, dat wil zeggen zonder raadsheren die bij de eerste of de bestreden uitspraak betrokken zijn geweest.

4.Proceskosten

De Staatssecretaris zal worden veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie. Hierbij wordt in aanmerking genomen dat de zaak met nummer 18/00958 met deze zaak samenhangt in de zin van het Besluit proceskosten bestuursrecht.
Door het Hof zal worden beoordeeld of aan belanghebbende voor de kosten van de gedingen voor het Hof een vergoeding moet worden toegekend.

5.Beslissing

De Hoge Raad:
verklaart het beroep in cassatie gegrond,
vernietigt de uitspraak van het Hof,
verwijst het geding naar het Gerechtshof Amsterdam ter verdere behandeling en beslissing van de zaak met inachtneming van dit arrest,
draagt de Staatssecretaris van Financiën op aan belanghebbende te vergoeden het griffierecht dat belanghebbende voor de behandeling van het beroep in cassatie heeft betaald van € 508, en
veroordeelt de Staatssecretaris van Financiën in de kosten van belanghebbende voor het geding in cassatie, vastgesteld op de helft van € 2048, derhalve € 1024, voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Dit arrest is gewezen door de vice-president G. de Groot als voorzitter, en de raadsheren E.N. Punt, J. Wortel, L.F. van Kalmthout en A.F.M.Q. Beukers-van Dooren in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 15 februari 2019.