Uitspraak
[X] Ltd.te
[Z], Verenigd Koninkrijk (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het
Gerechtshof Amsterdamvan 30 januari 2018, nr. 15/00858, betreffende een aan belanghebbende uitgereikte uitnodiging tot betaling van douanerechten.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 15 februari 2019 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende douanerechten. De zaak betreft een beroep in cassatie van [X] Ltd., gevestigd in het Verenigd Koninkrijk, tegen een uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 30 januari 2018. De Hoge Raad heeft eerder een arrest gewezen in een vergelijkbare zaak (ECLI:NL:HR:2015:3466), waarin de eerdere uitspraak van het Hof werd vernietigd en de zaak werd terugverwezen voor verdere behandeling.
In het huidige geding heeft de belanghebbende, [X] Ltd., een aantal middelen voorgesteld tegen de uitspraak van het Hof. De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend, en de belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend. De Hoge Raad heeft de middelen beoordeeld en vastgesteld dat middel A slaagt op de gronden die zijn vermeld in een eerder arrest (ECLI:NL:HR:2019:164).
De overige middelen konden niet tot cassatie leiden, en de Hoge Raad oordeelde dat de uitspraak van het Hof niet in stand kon blijven. De zaak wordt verwezen naar het Gerechtshof Amsterdam voor verdere behandeling, waarbij het Hof opnieuw moet beoordelen of de Inspecteur de oorsprong van de ingevoerde knoflookbollen uit China heeft bewezen. Tevens is bepaald dat de zaak na verwijzing in een andere samenstelling moet worden behandeld om een behoorlijke rechtspleging te waarborgen.
De Hoge Raad heeft de Staatssecretaris van Financiën veroordeeld in de proceskosten en heeft bepaald dat de belanghebbende recht heeft op vergoeding van het griffierecht en de kosten van rechtsbijstand. Dit arrest is openbaar uitgesproken op 15 februari 2019.