ECLI:NL:HR:2019:1871
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie over ambtshalve vermindering van belastingaanslag en termijnoverschrijding
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 29 november 2019 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen de Staatssecretaris van Financiën en [X] te [Z], hierna aangeduid als belanghebbende. De zaak betreft een verzoek om ambtshalve vermindering van een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor het jaar 2011. Belanghebbende had op 30 december 2016 een verzoek om vermindering ingediend, maar dit verzoek werd door de Inspecteur afgewezen omdat het niet binnen de vijfjaarstermijn na het einde van het kalenderjaar 2011 was ingediend. De afwijzing was gebaseerd op het feit dat het verzoek pas op 18 januari 2017 door de Inspecteur was ontvangen, meer dan vijf jaar na de relevante datum.
Het Gerechtshof Amsterdam had eerder geoordeeld dat de afwijzing van het verzoek door de Inspecteur onterecht was, omdat belanghebbende het verzoek had verzonden naar het postbusnummer dat op het aanslagbiljet stond vermeld. Dit postbusnummer was echter niet meer in gebruik, wat leidde tot de retourzending van de brief door PostNL. Het Hof oordeelde dat de omstandigheden van de retourzending niet voor rekening van belanghebbende moesten komen.
In cassatie betoogde de Staatssecretaris dat de beoordeling van de tijdigheid van het verzoek moest uitgaan van de datum van ontvangst door de Inspecteur en dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar kon worden geacht. De Hoge Raad oordeelde echter dat het Hof terecht had geoordeeld dat belanghebbende niet in verzuim was geweest en dat het verzoek om ambtshalve vermindering in behandeling moest worden genomen. De Hoge Raad verklaarde het beroep in cassatie ongegrond en veroordeelde de Staatssecretaris in de proceskosten van belanghebbende.