In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 25 april 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de afwijzing van verzoeken om ambtshalve vermindering van belastingaanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor de jaren 2010 en 2014. De belanghebbende had eerder aanslagen ontvangen, waartegen hij bezwaar had gemaakt. De Inspecteur had deze bezwaren niet-ontvankelijk verklaard en de verzoeken om ambtshalve vermindering afgewezen, omdat deze na de vijfjaarstermijn waren ingediend. De Rechtbank had de beroepen van belanghebbende ongegrond verklaard, waarna hij in hoger beroep ging.
Tijdens de zitting werd besproken of de termijnoverschrijding verschoonbaar was. Belanghebbende stelde dat hij maatregelen had getroffen om zijn post te laten beheren door zijn zoon, terwijl hij in het buitenland verbleef. Het Hof oordeelde echter dat belanghebbende niet voldoende had gedaan om tijdig aan zijn verplichtingen te voldoen, aangezien hij geen adreswijziging had doorgegeven en geen vertegenwoordiger had aangesteld. De stelling dat de termijnoverschrijding verschoonbaar was omdat hij de Nederlandse taal niet machtig was, werd verworpen, omdat zijn zoon wel de taal sprak.
Het Hof concludeerde dat de Inspecteur de verzoeken om ambtshalve vermindering terecht had afgewezen, omdat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar was. Het hoger beroep werd ongegrond verklaard, en het Hof zag geen aanleiding voor vergoeding van griffierecht of proceskosten.