ECLI:NL:HR:2019:1720

Hoge Raad

Datum uitspraak
8 november 2019
Publicatiedatum
7 november 2019
Zaaknummer
18/03950
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over ontslag wegens langdurige arbeidsongeschiktheid en billijke vergoeding

In deze zaak heeft [Werkneemster] cassatie ingesteld tegen de beschikking van het gerechtshof. De zaak betreft een verzoek van de werknemer om een billijke vergoeding wegens ernstig verwijtbaar handelen van de werkgever tijdens het re-integratietraject, in het kader van ontslag wegens langdurige arbeidsongeschiktheid. De Hoge Raad heeft de beschikking van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat de klachten in het principale beroep niet tot cassatie kunnen leiden. Dit is in overeenstemming met artikel 81 lid 1 RO, wat betekent dat er geen verdere motivering nodig is, aangezien de klachten niet leiden tot rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Hierdoor komt het voorwaardelijk incidentele beroep niet aan de orde.

De Hoge Raad heeft de beslissing genomen om het principale beroep te verwerpen en heeft [Werkneemster] veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van Cicero zijn begroot op € 2.704,07 aan verschotten en € 1.800,-- voor salaris. Deze beschikking is gegeven op 8 november 2019 door de vicepresident en de raadsheren, en is openbaar uitgesproken door raadsheer C.E. du Perron.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer18/03950
Datum8 november 2019
BESCHIKKING
In de zaak van
[Werkneemster],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKSTER tot cassatie, verweerster in het voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep,
hierna: [Werkneemster],
advocaat: mr. M.J. van Basten Batenburg,
tegen
STICHTING CICERO ZORGGROEP,
gevestigd te Brunssum,
VERWEERSTER in cassatie, verzoekster in het voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep,
hierna: Cicero,
advocaat: mr. H.J.W. Alt.
1. Procesverloop
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
a. de beschikking in de zaak 6270701 AZ VERZ 17-118 van de rechtbank Limburg van 30 november 2017;
b. de beschikking in de zaak 200.234.449 van het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch van 12 juli 2018.
[Werkneemster] heeft tegen de beschikking van het hof beroep in cassatie ingesteld.
Cicero heeft een verweerschrift tot verwerping, tevens voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep ingediend. Het cassatierekest en het verweerschrift tevens houdende voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep zijn aan deze beschikking gehecht en maken daarvan deel uit.
De conclusie van de Advocaat-Generaal R.H. de Bock strekt tot verwerping van het principale cassatieberoep.
De advocaat van [Werkneemster] heeft schriftelijk op die conclusie gereageerd.

2.Beoordeling van het middel in het principale beroep

De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
Nu het middel in het principale beroep faalt, komt het voorwaardelijk ingestelde incidentele beroep niet aan de orde.

3.Beslissing

De Hoge Raad:
  • verwerpt het principale beroep;
  • veroordeelt [Werkneemster] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van Cicero begroot op € 2.704,07 aan verschotten en € 1.800,-- voor salaris.
Deze beschikking is gegeven door de vicepresident E.J. Numann als voorzitter en de raadsheren, M.V. Polak, T.H. Tanja-van den Broek, H.M. Wattendorff en F.J.P. Lock , en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer C.E. du Perron op
8 november 2019.