In deze zaak heeft [Werkneemster] cassatie ingesteld tegen de beschikking van het gerechtshof. De zaak betreft een verzoek van de werknemer om een billijke vergoeding wegens ernstig verwijtbaar handelen van de werkgever tijdens het re-integratietraject, in het kader van ontslag wegens langdurige arbeidsongeschiktheid. De Hoge Raad heeft de beschikking van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat de klachten in het principale beroep niet tot cassatie kunnen leiden. Dit is in overeenstemming met artikel 81 lid 1 RO, wat betekent dat er geen verdere motivering nodig is, aangezien de klachten niet leiden tot rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Hierdoor komt het voorwaardelijk incidentele beroep niet aan de orde.
De Hoge Raad heeft de beslissing genomen om het principale beroep te verwerpen en heeft [Werkneemster] veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van Cicero zijn begroot op € 2.704,07 aan verschotten en € 1.800,-- voor salaris. Deze beschikking is gegeven op 8 november 2019 door de vicepresident en de raadsheren, en is openbaar uitgesproken door raadsheer C.E. du Perron.