Uitspraak
wonende te [woonplaats],
wonende te [woonplaats],
2.Uitgangspunten en feiten
3.Ontvankelijkheid van het beroep
4.Beoordeling van het middel
5.Beslissing
19 juli 2019.
Hoge Raad
In deze zaak heeft eiser, handelend onder de naam [eiser], beroep in cassatie ingesteld tegen meerdere arresten van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De zaak betreft een geschil tussen eiser en verweerder over de betaling van facturen voor bouwwerkzaamheden die eiser heeft verricht voor verweerder. Eiser heeft in totaal zes facturen gestuurd, waarvan de eerste vier zijn betaald, maar de laatste twee, die gedetailleerde omschrijvingen van geleverde materialen en werk bevatten, zijn door verweerder niet betaald. Eiser heeft de overeenkomst ontbonden voor het nog niet uitgevoerde deel en vordert nu betaling van de openstaande facturen en aanvullende schadevergoeding.
De Hoge Raad heeft de arresten van het hof van 7 maart 2017 en 8 mei 2018 vernietigd, omdat het hof in zijn procesvoering niet correct is omgegaan met de comparitie die is gehouden ten overstaan van een raadsheer-commissaris. De Hoge Raad oordeelt dat partijen voorafgaand aan de comparitie op de hoogte hadden moeten worden gesteld van de mogelijkheid om te verzoeken om een behandeling voor de meervoudige kamer die de beslissing zou nemen. Dit is niet gebeurd, waardoor de klachten van eiser gegrond zijn. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk voor zover dat is gericht tegen het arrest van 29 mei 2018, maar verwerpt het beroep tegen het arrest van 22 maart 2016. De zaak wordt verwezen naar het gerechtshof 's-Hertogenbosch voor verdere behandeling.
De uitspraak benadrukt het belang van een correcte procesvoering en de rechten van partijen in het kader van mondelinge behandelingen, vooral in meervoudige zaken. De Hoge Raad legt de kosten van het geding in cassatie op aan verweerder, die in deze procedure niet is verschenen.