Uitspraak
wonende te [woonplaats] ,
gevestigd te Zeist,
1.Het geding in feitelijke instanties
2.Het geding in cassatie
3.Beoordeling van het middel
- i) De werknemer is vanaf 1 januari 1986 in dienst geweest bij (de rechtsvoorgangers van) VU. Hij verrichtte werkzaamheden in de functie van adviseur tegen een gemiddeld salaris van € 3.843,33 bruto per maand.
- ii) De werknemer heeft in augustus 2011 een verzoek tot ontbinding van zijn arbeidsovereenkomst ingediend. De ontbindingsprocedure is na de mondelinge behandeling aangehouden.
- iii) Bij brief van 2 februari 2012 heeft de werknemer een beëindigingsvoorstel aan VU gedaan. Partijen hebben een beëindigingsovereenkomst gesloten. Hierin is bepaald dat de arbeidsovereenkomst eindigt per 1 juli 2012, zonder beëindigingsvergoeding, met vrijstelling van de verplichting tot het verrichten van werkzaamheden vanaf 1 maart 2012.
- iv) De beëindigingsovereenkomst is op 17 februari 2012 door de werknemer, en op 1 maart 2012 door VU ondertekend.
- v) VU heeft op 2 april 2012 bij de ondernemingsraad een adviesaanvraag ingediend in verband met de voorgenomen beëindiging van haar bedrijfsactiviteiten, waarbij op alle adviseurs een beëindigingsregeling van toepassing werd verklaard, onder meer inhoudende een beëindigingsvergoeding volgens de oude kantonrechtersformule met correctiefactor 1. De ondernemingsraad heeft positief geadviseerd.
- vi) Aan de werknemer is geen beëindigingsvergoeding aangeboden.
4.Beslissing
€ 2.600,-- voor salaris.
12 april 2019.