ECLI:NL:HR:2018:2295

Hoge Raad

Datum uitspraak
11 december 2018
Publicatiedatum
11 december 2018
Zaaknummer
17/03178
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wettelijk niet toegestane combinatie van straffen bij veroordeling tot gevangenisstraf en taakstraf

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 11 december 2018 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De verdachte was veroordeeld voor medeplegen van poging tot afpersing, het telen van hennep en het voorhanden hebben van een vuurwapen. Het Hof had de verdachte een gevangenisstraf van 11 maanden opgelegd, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, en daarnaast een taakstraf van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis. De Hoge Raad oordeelde dat de combinatie van een taakstraf naast een gevangenisstraf waarvan het onvoorwaardelijk ten uitvoer te leggen deel meer dan zes maanden bedraagt, wettelijk niet is toegestaan volgens artikel 9, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht. De Hoge Raad vernietigde de uitspraak van het Hof, maar alleen wat betreft de strafoplegging, en wees de zaak terug naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden voor herbehandeling van de straf. De Hoge Raad verwerpt het beroep voor het overige, wat betekent dat de andere onderdelen van de veroordeling in stand blijven. Deze uitspraak benadrukt de noodzaak voor rechters om zich aan de wettelijke kaders te houden bij het opleggen van straffen.

Uitspraak

11 december 2018
Strafkamer
nr. S 17/03178
DAZ/CB
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, van 6 juni 2017, nummer 21/005610-13, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1986.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft G.J.P.M. Mooren, advocaat te Goirle, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Advocaat-Generaal F.W. Bleichrodt heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest, maar uitsluitend wat betreft de strafoplegging, en tot terugwijzing van de zaak naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan en tot verwerping van het beroep voor het overige.

2.Beoordeling van het eerste middel

2.1.
Het middel klaagt dat het Hof een wettelijk niet toegestane combinatie van straffen heeft opgelegd.
2.2.
Het Hof heeft de verdachte veroordeeld tot:
(i) een gevangenisstraf van 11 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, en
(ii) een taakstraf van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis.
2.3.
Het middel klaagt terecht dat de oplegging door het Hof van een taakstraf naast een veroordeling tot een gevangenisstraf waarvan het onvoorwaardelijk ten uitvoer te leggen deel acht maanden bedraagt, geen wettelijke grondslag heeft. Art. 9, vierde lid, Sr bepaalt immers:
"In geval van veroordeling tot gevangenisstraf of tot hechtenis, vervangende hechtenis daaronder niet begrepen, waarvan het onvoorwaardelijk ten uitvoer te leggen deel ten hoogste zes maanden bedraagt, kan de rechter tevens een taakstraf opleggen."

3.Slotsom

Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat het tweede middel geen bespreking behoeft en als volgt moet worden beslist.
4 Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak maar uitsluitend wat betreft de strafoplegging;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, opdat de zaak in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren A.J.A. van Dorst en M.T. Boerlage, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
11 december 2018.