Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het eerste middel
3.Slotsom
11 december 2018.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 11 december 2018 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De verdachte was veroordeeld voor medeplegen van poging tot afpersing, het telen van hennep en het voorhanden hebben van een vuurwapen. Het Hof had de verdachte een gevangenisstraf van 11 maanden opgelegd, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, en daarnaast een taakstraf van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis. De Hoge Raad oordeelde dat de combinatie van een taakstraf naast een gevangenisstraf waarvan het onvoorwaardelijk ten uitvoer te leggen deel meer dan zes maanden bedraagt, wettelijk niet is toegestaan volgens artikel 9, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht. De Hoge Raad vernietigde de uitspraak van het Hof, maar alleen wat betreft de strafoplegging, en wees de zaak terug naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden voor herbehandeling van de straf. De Hoge Raad verwerpt het beroep voor het overige, wat betekent dat de andere onderdelen van de veroordeling in stand blijven. Deze uitspraak benadrukt de noodzaak voor rechters om zich aan de wettelijke kaders te houden bij het opleggen van straffen.