Uitspraak
wonende te [woonplaats] ,
1.Het geding in feitelijke instantie
2.Het geding in cassatie
De man heeft brief van 13 augustus 2018 hierop gereageerd.
3.Uitgangspunten in cassatie
- i) Tussen de vrouw en de man loopt in hoger beroep bij het gerechtshof Den Haag (hierna: het hof) een procedure over de afwikkeling van hun echtscheiding (hierna: de hoofdzaak).
- ii) De advocaat van de vrouw (hierna ook: de advocaat) heeft op 17 november 2017 met een H10-formulier pleidooi gevraagd in een incident in de hoofdzaak. Hij heeft daarbij onder “verhinderdata” onder meer opgegeven: “iedere vrijdagmiddag”.
- iii) Op 7 december 2017 heeft de advocaat een verzoekschrift ingediend tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor in het geschil tussen de vrouw en de man. In verband daarmee had de advocaat op 6 december 2017 met een H7-formulier onder de verhinderdata eveneens onder meer “iedere vrijdagmiddag” opgegeven.
- iv) Op 13 december 2017 heeft de advocaat van de man pleidooi in de hoofdzaak verzocht. Zij heeft gevraagd dit pleidooi gelijktijdig te houden met het pleidooi in het incident.
- v) Het hof heeft op 15 december 2017 de mondelinge behandeling van het onder (iii) genoemde verzoek bepaald op woensdag 31 januari 2018 om 9.00 uur.
- vi) Op 19 december 2017 heeft het hof het pleidooi in de hoofdzaak bepaald op vrijdag 16 februari 2018 om 14.00 uur.
- vii) Op 29 december 2017 heeft de advocaat met een H7-formulier uitstel van het pleidooi verzocht. De advocaat van de man heeft tegen dat verzoek bezwaar gemaakt.
- viii) In een per fax verzonden brief gedateerd 11 januari 2018, gevoegd bij een H16-formulier van dezelfde datum, heeft de advocaat aan het hof geschreven dat hij de vrijdagmiddag als verhindering had opgegeven vanwege het vroege aanvangstijdstip van de sabbat in de wintermaanden. Hij heeft verzocht met inachtneming van zijn verhinderdata een nieuw tijdstip voor het pleidooi te bepalen.
- ix) De griffier van het hof heeft de advocaat op 11 januari 2018 laten weten dat geen uitstel zou worden verleend.
- x) Bij brief van 16 januari 2018 heeft de griffie van het hof de advocaat laten weten dat het onder (iii) genoemde verzoek niet zou worden behandeld op woensdag 31 januari 2018, maar op vrijdag 16 februari 2018 om 14.00 uur, samen met het hiervoor onder (vi) genoemde pleidooi.
- xi) Bij brief van 25 januari 2018 heeft de advocaat aan het hof geschreven dat hij, zoals hij eerder had laten weten, vrijdagmiddag 16 februari 2018 verhinderd zou zijn en dat hij de geplande zitting dus onmogelijk zou kunnen bijwonen. Hij heeft het hof nogmaals verzocht de zitting te verplaatsen.
- xii) Op 31 januari 2018 heeft de griffier van het hof de advocaten van de vrouw en de man laten weten dat de zitting op 16 februari 2018 zou doorgaan.
- xiii) Op 13 februari 2018 heeft de advocaat met een H16-formulier laten weten dat hij op de zitting van 16 februari 2018 niet aanwezig zou kunnen zijn.
- xiv) Ter zitting van het hof van 16 februari 2018 was de vrouw zonder haar advocaat aanwezig. Zij heeft het hof verzocht de behandeling uit te stellen. De advocaat van de man heeft tegen uitstel bezwaar gemaakt. Het hof heeft het uitstelverzoek afgewezen. In het proces-verbaal staat daarover:
4.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
5.Beoordeling van het middel
6.Beslissing
7 december 2018.