Uitspraak
gevestigd te [vestigingsplaats],
gevestigd te [vestigingsplaats],
wonende te [woonplaats],
1.Het geding in feitelijke instanties
2.Het geding in cassatie
3.Uitgangspunten in cassatie
Art. 1019cc lid 3 Rv houdt in dat van de beschikking, voor zover die uitdrukkelijk en zonder voorbehoud genomen beslissingen inhoudt betreffende de materiële rechtsverhouding tussen partijen, hoger beroep kan worden ingesteld als van een tussenvonnis. (rov. 3.4) Aldus doet zich geen geval voor waarin de bevoegdheid tot appel is uitgesloten, maar is slechts het moment geregeld waarop deze bevoegdheid kan worden uitgeoefend. Weliswaar behoeft de deelgeschilprocedure niet tot een procedure ten principale te leiden, maar dat doet niet eraan af dat een partij die zich niet kan verenigen met de beslissing van de rechter in de deelgeschilprocedure, via de weg van art. 1019cc Rv hoger beroep kan instellen.
De 'doorbrekingsjurisprudentie' is dan niet van toepassing (vgl. HR 28 september 2012, ECLI:NL:HR:2012:BX0598, NJ 2012/556). Aan het voorgaande doet niet af dat de kantonrechter volgens [verzoekster] c.s. primair buiten het toepassingsgebied van art. 1019w Rv is getreden. (rov. 3.5)
4.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
Als uitgangspunt heeft dan te gelden dat een zodanige doorbreking mogelijk is op de hiervoor in 5.2 vermelde gronden. Er is geen aanleiding om ten aanzien van het rechtsmiddelenverbod van art. 1019bb Rv anders te oordelen. Daarbij verdient het volgende opmerking.
De beschikking op een deelgeschil als bedoeld in art. 1019w Rv kan bindende eindbeslissingen behelzen op geschilpunten die de materiële rechtsverhouding tussen partijen betreffen. In dat geval staat in zoverre een rechtsmiddel open (art. 1019cc lid 3 Rv), en daarin zou aanleiding kunnen worden gevonden om doorbreking niet toe te staan (vgl. HR 28 september 2012, ECLI:NL:HR:2012:BX0598, NJ 2012/556). De beschikking kan echter ook beslissingen van andere aard omvatten, en niet steeds behoeft op voorhand duidelijk te zijn wat de precieze reikwijdte van zodanige beslissingen is. Ook in de parlementaire geschiedenis wordt onderkend dat grensgevallen denkbaar zijn tussen beslissingen die ingrijpen in de materiële rechtsverhouding van partijen en beslissingen over meer processuele aspecten. (Kamerstukken II, 2007-2008, 31 518, nr. 3, p. 20-21).
Of een bepaald wettelijk rechtsmiddelenverbod kan worden doorbroken, vraagt uit een oogpunt van rechtszekerheid om een ondubbelzinnig antwoord. Gezien de fundamentele strekking van de hiervoor in 5.2 bedoelde rechtspraak, zal dat antwoord de rechtsbescherming moeten waarborgen die in die rechtspraak wordt verleend.
Het middel slaagt.
De Hoge Raad ziet geen aanleiding [verweerder] daartoe alsnog in de gelegenheid te stellen. Dit laat zijn aanspraak op vergoeding van die kosten onverlet.
6.Beslissing
18 april 2014.