De Rechtbank heeft – voor zover voor de beoordeling van de middelen van belang – het volgende overwogen:
"Inhoud vordering.
De vordering strekt tot onttrekking aan het verkeer van een inbeslaggenomen personenauto, merk Mercedes-Benz, type E350 CDI Stationwagen, voorzien van het kenteken [AA-00-BB], nu uit technisch onderzoek is gebleken dat voornoemde auto was voorzien van gestolen onderdelen.
Uit de stukken en het verhandelde in raadkamer is het volgende gebleken.
Op 20 maart 2015 is de auto in beslag genomen onder beslagene. Gebleken is dat een groot aantal onderdelen van fabriekswege op 24 november 2009 waren gemonteerd in een personenauto van het merk Mercedes-Benz, type E350 CDI Stationwagen welk voertuig sinds 15 februari 2012 als ontvreemd staat gesignaleerd. Op 26 mei 2016 is beslagene in de strafzaak vrijgesproken van heling.
De officier van justitie heeft in raadkamer medegedeeld dat zij volhardt in de vordering, aangezien het ongecontroleerde bezit van een dergelijke auto in strijd is met de wet en het algemeen belang. Zij heeft naar voren gebracht dat klager voor een schadevergoeding in aanmerking komt, nu hij in de strafzaak is vrijgesproken.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering tot onttrekking aan het verkeer dient te worden afgewezen.
De rechtbank overweegt als volgt.
Ingevolge het bepaalde in artikel 36d van het Wetboek van Strafrecht zijn vatbaar voor onttrekking aan het verkeer onder meer de aan verdachte toebehorende voorwerpen, die zijn aangetroffen bij gelegenheid van het onderzoek naar het feit waarvan hij wordt verdacht en die van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang en die kunnen dienen tot het begaan van soortgelijke feiten.
Uit de stukken kan worden opgemaakt dat de auto met gestolen onderdelen is aangetroffen. De rechtbank overweegt dat het ongecontroleerde bezit van een auto voorzien van gestolen onderdelen in strijd is met het algemeen belang. Daarmee wordt het circuit van gestolen (onderdelen van) voertuigen in stand gehouden dan wel gestimuleerd. Voorts kan het bezit van de auto met gestolen onderdelen dienen tot het begaan van soortgelijke feiten.
De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat de auto vatbaar is voor onttrekking aan het verkeer.
De rechtbank zal de vordering derhalve toewijzen en bepalen dat de auto wordt onttrokken aan het verkeer.
(...)
Bij de beoordeling van de vraag of klager hierdoor onevenredig zwaar wordt getroffen en hem daarom een geldelijke compensatie toekomt, een mogelijkheid gebaseerd op artikel 36b, lid 2, Sr waarop - zo begrijpt de rechtbank de opmerkingen van de raadsman - de klager zich heeft beroepen, geldt het volgende.
Klager heeft een aanzienlijke ervaring in de autohandel. Hij heeft deze auto verkregen door inruil van een andere auto bij een hem bekende automonteur met wie hij al 10 jaar zaken doet. Nu vaststaat dat hem een auto is verkocht waarin gestolen onderdelen zijn gemonteerd, staan klager de mogelijkheden van het Burgerlijk Wetboek open om verhaal te halen bij de verkoper. Het verzoek om een geldelijke compensatie in deze procedure wordt dan ook afgewezen."