Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van de cassatiemiddelen
3.Beslissing
16 november 2021.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 16 november 2021 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een beschikking van het gerechtshof Amsterdam. De zaak betreft een beklag ex artikel 552b van het Wetboek van Strafvordering (Sv) en de afwijzing van een verzoek om een geldelijke tegemoetkoming na de onttrekking aan het verkeer van een auto met gestolen onderdelen. De klaagster, die de auto had aangeschaft via Marktplaats, stelde dat zij de eigenaar was en dat de onttrekking aan het verkeer haar onevenredig zou treffen. Het hof had echter geoordeeld dat de klaagster haar stellingen onvoldoende had onderbouwd en dat zij door de aankoop van de auto een risico had genomen, waardoor zij niet recht had op een geldelijke tegemoetkoming.
De Hoge Raad oordeelde dat het hof niet voldoende had gemotiveerd waarom de klaagster niet onevenredig was getroffen door de onttrekking van de auto. De klaagster had namelijk gemotiveerd gesteld dat zij de eigenaar was en had bewijsstukken overgelegd, waaronder het tenaamstellingsbewijs. De Hoge Raad herhaalde relevante overwegingen uit eerdere jurisprudentie en concludeerde dat het hof niet had aangetoond dat de klaagster zich bij de aankoop van de auto onvoorzichtig had gedragen. De Hoge Raad vernietigde de beschikking van het hof en wees de zaak terug naar het gerechtshof Amsterdam voor een nieuwe beoordeling.
Deze uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige beoordeling van de omstandigheden waaronder een eigenaar een voorwerp heeft aangeschaft, vooral in gevallen waarin de eigenaar mogelijk niet op de hoogte was van de onrechtmatige herkomst van onderdelen van dat voorwerp. De beslissing van de Hoge Raad biedt een belangrijke aanvulling op de rechtsbescherming van eigenaren in vergelijkbare situaties.