ECLI:NL:HR:2021:1688

Hoge Raad

Datum uitspraak
16 november 2021
Publicatiedatum
12 november 2021
Zaaknummer
20/02880
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van de beschikking van het gerechtshof Amsterdam inzake geldelijke tegemoetkoming na onttrekking aan het verkeer van een auto met gestolen onderdelen

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 16 november 2021 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een beschikking van het gerechtshof Amsterdam. De zaak betreft een beklag ex artikel 552b van het Wetboek van Strafvordering (Sv) en de afwijzing van een verzoek om een geldelijke tegemoetkoming na de onttrekking aan het verkeer van een auto met gestolen onderdelen. De klaagster, die de auto had aangeschaft via Marktplaats, stelde dat zij de eigenaar was en dat de onttrekking aan het verkeer haar onevenredig zou treffen. Het hof had echter geoordeeld dat de klaagster haar stellingen onvoldoende had onderbouwd en dat zij door de aankoop van de auto een risico had genomen, waardoor zij niet recht had op een geldelijke tegemoetkoming.

De Hoge Raad oordeelde dat het hof niet voldoende had gemotiveerd waarom de klaagster niet onevenredig was getroffen door de onttrekking van de auto. De klaagster had namelijk gemotiveerd gesteld dat zij de eigenaar was en had bewijsstukken overgelegd, waaronder het tenaamstellingsbewijs. De Hoge Raad herhaalde relevante overwegingen uit eerdere jurisprudentie en concludeerde dat het hof niet had aangetoond dat de klaagster zich bij de aankoop van de auto onvoorzichtig had gedragen. De Hoge Raad vernietigde de beschikking van het hof en wees de zaak terug naar het gerechtshof Amsterdam voor een nieuwe beoordeling.

Deze uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige beoordeling van de omstandigheden waaronder een eigenaar een voorwerp heeft aangeschaft, vooral in gevallen waarin de eigenaar mogelijk niet op de hoogte was van de onrechtmatige herkomst van onderdelen van dat voorwerp. De beslissing van de Hoge Raad biedt een belangrijke aanvulling op de rechtsbescherming van eigenaren in vergelijkbare situaties.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer20/02880 B
Datum16 november 2021
BESCHIKKING
op het beroep in cassatie tegen een beschikking van het gerechtshof Amsterdam van 3 september 2019, nummer RK 000391-19, op een klaagschrift als bedoeld in artikel 552b van het Wetboek van Strafvordering, ingediend
door
[klaagster] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1987,
hierna: de klaagster.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de klaagster. Namens deze heeft R. Jonkers, advocaat te Utrecht, bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld. De schriftuur is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal T.N.B.M. Spronken heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden beschikking en tot terugwijzing naar het hof Amsterdam teneinde op het bestaande beklag opnieuw te worden beoordeeld en afgedaan.

2.Beoordeling van de cassatiemiddelen

2.1
De cassatiemiddelen klagen over de afwijzing door het hof van het verzoek om een geldelijke tegemoetkoming als bedoeld in artikel 33c lid 2 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) in verbinding met artikel 36b lid 2 Sr.
2.2.1
Volgens het proces-verbaal van de behandeling van het klaagschrift in raadkamer van 23 juli 2019 heeft de advocaat van de klaagster daar het woord gevoerd overeenkomstig de pleitnota die aan het hof is overgelegd. Deze pleitnota houdt onder meer in:
“Cliënte stelt dat zij de eigenaar van de Golf is omdat zij hem in januari 2014 via Marktplaats aangeschaft heeft. Zij heeft daar destijds een bedrag van € 8.500 voor betaald. De auto stond ook op haar naam.(voetnoot 7) Zij heeft op zitting verklaard dat de Volkswagen Golf reeds bij haar aanschaf op Marktplaats het (gestolen) navigatiesysteem bevatte, evenals het gestolen interieur.
Zij heeft er nooit weet van gehad dat de Golf deze gestolen goederen bevatte, noch dat [betrokkene 1] hier mogelijk bij betrokken is geweest. Wel verklaart zij dat zij de Golf regelmatig aan haar broertje [betrokkene 3] heeft uitgeleend, maar dat de auto dus nooit feitelijk bij [betrokkene 1] in gebruik is geweest, anders dan wat door de advocaat-generaal wordt betoogd.
Het tweede punt betreft de vraag in hoeverre er sprake is van enig verwijtbaar handelen aan de zijde van [betrokkene 1] . Het feit dat cliënte familie is van [betrokkene 1] betekent nog niet dat zij op de hoogte was van zijn handelen. De onder mij aanwezige stukken bevatten ook geen aanknopingspunten op basis waarvan geconcludeerd kan worden dat cliënt bij het handelen van [betrokkene 1] betrokken is geweest of daar weet van heeft gehad. Hetzelfde geldt voor de herkomst van de gestolen onderdelen in haar auto, wat immers voor een leek niet kenbaar is.
Kort samengevat is cliënte dus onevenredig in haar belangen geschaad nu de auto die zij voor € 8.500 op Marktplaats heeft aangeschaft, onttrokken is aan het verkeer. Daarmee is een geldelijke tegemoetkoming van in ieder geval het aankoopbedrag op zijn plaats.
Voetnoot 7: Zie de tenaamstelling die eveneens bij mijn klaagschrift van 20 oktober 2016 gevoegd is.”
2.2.2
Het hof heeft het verzoek om een geldelijke tegemoetkoming afgewezen en daartoe het volgende overwogen:
“Klaagster heeft haar stellingen niet, althans onvoldoende met stukken onderbouwd. Alleen al om die reden is niet gebleken dat zij door de onttrekking aan het verkeer onevenredig is getroffen.
Bovendien stelt klaagster dat zij de auto heeft gekocht op Marktplaats en dat zij niets aan de auto heeft laten veranderen. Uit het dossier blijkt dat het interieur en het navigatiesysteem van de auto gestolen onderdelen betreffen. In dat geval heeft klaagster een auto met gestolen onderdelen gekocht. Zij heeft daarbij een risico genomen dat voor haar rekening komt.
Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat klaagster door de onttrekking aan het verkeer niet onevenredig is getroffen en ziet het hof geen reden voor een geldelijke tegemoetkoming.”
2.3
Bij de beoordeling van het cassatiemiddel zijn de volgende wettelijke bepalingen van belang:
- artikel 36b lid 1, onder 4, en lid 2 Sr:
“1. Onttrekking aan het verkeer van in beslag genomen voorwerpen kan worden opgelegd:
(...)
4°. bij een afzonderlijke rechterlijke beschikking op vordering van het openbaar ministerie;
(...)
2. De artikelen 33b en 33c, tweede en derde lid, alsmede artikel 446 van het Wetboek van Strafvordering, zijn van overeenkomstige toepassing.
(...)”
- artikel 33c lid 2 Sr:
“De rechter kent (...) een geldelijke tegemoetkoming toe wanneer dit nodig is om te voorkomen dat de verdachte, of een ander aan wie de verbeurd verklaarde voorwerpen toebehoren, onevenredig zou worden getroffen.”
2.4
In zijn beschikking van 10 juli 2018, ECLI:NL:HR:2018:1156, heeft de Hoge Raad onder meer het volgende overwogen:
“3.4.1. Ingevolge art. 33c, tweede lid, in verbinding met art. 36b, tweede lid, Sr kent de rechter een geldelijke tegemoetkoming toe indien dat nodig is om te voorkomen dat degene aan wie de onttrokken voorwerpen toebehoren, door die onttrekking onevenredig zou worden getroffen. Of de eigenaar van het voorwerp door de onttrekking aan het verkeer van zijn eigendom onevenredig wordt getroffen wanneer hem geen geldelijke tegemoetkoming wordt toegekend, moet worden beoordeeld aan de hand van de omstandigheden van het geval. Daarbij kunnen worden betrokken hoe de eigenaar van het voorwerp zich in relatie tot dat voorwerp heeft gedragen, de waarde van het onttrokken voorwerp, alsmede eventueel voordeel dat de Staat na de onttrekking met betrekking tot dat voorwerp verkrijgt, bijvoorbeeld door de verkoop van (onderdelen) daarvan.
3.4.2.
Die regeling is in overeenstemming met het in art. 1 EP neergelegde recht op 'ongestoord genot van eigendom'. Uit de jurisprudentie van het EHRM volgt immers dat, wanneer een inbreuk op het eigendom een 'individual and excessive burden' op de betrokken persoon legt, geen sprake is van de 'fair balance' die op grond van art. 1 EP dient te bestaan tussen het algemeen belang enerzijds en de bescherming van individuele rechten anderzijds. Of sprake is van een 'individual and excessive burden' wordt mede bepaald door de wijze waarop de persoon aan wie het voorwerp toebehoort zich heeft gedragen, bijvoorbeeld de 'degree of fault or care' van die persoon. (Vgl. bijvoorbeeld EHRM 24 oktober 1986, nr. 9118/80, Agosi tegen het Verenigd Koninkrijk en EHRM 28 juni 2018, nr. 1828/06, G.I.E.M. S.R.L. e.a. tegen Italië.)”
2.5
Het hof heeft overwogen dat de klaagster “haar stellingen niet, althans onvoldoende met stukken heeft onderbouwd” en op grond daarvan geoordeeld dat “alleen al om die reden” niet is gebleken dat zij door de onttrekking aan het verkeer onevenredig is getroffen. In aanmerking genomen dat de klaagster gemotiveerd heeft gesteld dat zij eigenaar is van de onder haar inbeslaggenomen auto en het daarmee overeenstemmende tenaamstellingsbewijs van de auto bij haar klaagschrift was gevoegd, is dat oordeel niet zonder meer begrijpelijk.
2.6
Verder heeft het hof overwogen dat het interieur en het navigatiesysteem van de auto uit diefstal afkomstige onderdelen zijn, en op grond daarvan geoordeeld dat de klaagster door het kopen van die auto op Marktplaats een risico heeft genomen dat voor haar rekening komt, wat meebrengt dat zij door de onttrekking aan het verkeer niet onevenredig is getroffen. Hierin ligt als oordeel van het hof besloten dat de klaagster zich bij de aankoop van de auto zo onvoorzichtig heeft gedragen dat haar geen geldelijke tegemoetkoming toekomt. Ook dat oordeel is zonder nadere motivering niet begrijpelijk.
2.7
De cassatiemiddelen slagen.

3.Beslissing

De Hoge Raad:
- vernietigt de beschikking van het hof;
- wijst de zaak terug naar het gerechtshof Amsterdam, opdat de zaak opnieuw wordt behandeld en afgedaan.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en A.E.M. Röttgering, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
16 november 2021.