Uitspraak
gevestigd te Haarlem,
gevestigd te Amsterdam,
gevestigd te Haarlem,
wonende te [woonplaats], Verenigde Staten,
1.Het geding in feitelijke instantie
2.Het geding in cassatie
3.Beoordeling van het middel
4.Beslissing
3 maart 2017.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 3 maart 2017 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die volgde op eerdere beschikkingen van de ondernemingskamer van het gerechtshof Amsterdam. De verzoeksters, D.E.M. B.V., JKS Holding B.V. en Stichting Administratiekantoor D.E.M., hebben beroep in cassatie ingesteld tegen de beschikkingen van de ondernemingskamer, die op 5 en 12 januari 2016 zijn gegeven. De zaak betreft een enquêteprocedure in het ondernemingsrecht, waarbij bezwaren zijn geuit tegen een onmiddellijke voorziening en de benoeming van een bestuurder van de vennootschap. De Hoge Raad verwijst naar eerdere uitspraken, waaronder HR 11 november 2016, ECLI:NL:HR:2016:2578, en behandelt de klachten die door de verzoeksters zijn aangevoerd in hun cassatierekest.
De Hoge Raad oordeelt dat de klachten niet tot cassatie kunnen leiden. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO), dat bepaalt dat de Hoge Raad niet verplicht is om nadere motivering te geven wanneer de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De conclusie van de Advocaat-Generaal, L. Timmerman, strekt tot verwerping van het cassatieberoep, wat de Hoge Raad uiteindelijk ook doet.
In de beslissing wordt D.E.M. c.s. veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van de verweerder zijn begroot op € 393,07 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. Deze beschikking is openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot.