Uitspraak
wonende te [woonplaats] ,
gevestigd te [plaats],
wonende te [woonplaats] ,
1.Het geding in feitelijke instanties
2.Het geding in cassatie
3.Beoordeling van het middel
4.Beslissing
1 december 2017.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 1 december 2017 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de beroepsaansprakelijkheid van een advocaat. De eiser, vertegenwoordigd door mr. A.H.H. Conradi-Vermeulen, heeft cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch, dat op 2 augustus 2016 was gewezen. De zaak betreft een vrijwaringsprocedure waarbij de vraag aan de orde is of er sprake is van een causaal verband en of de omkeringsregel van toepassing is. De Hoge Raad verwijst naar eerdere uitspraken en concludeert dat de klachten van de eiser niet tot cassatie kunnen leiden. Dit behoeft geen nadere motivering, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad verwerpt het beroep en veroordeelt de eiser in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 856,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. De uitspraak is gedaan door de vice-president E.J. Numann als voorzitter en de raadsheren G. Snijders, G. de Groot, T.H. Tanja-van den Broek en M.J. Kroeze, en is openbaar uitgesproken door raadsheer T.H. Tanja-van den Broek.