Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.[Advocaten] Advocaten B.V.,gevestigd te [vestigingsplaats] ,
[geïntimeerde 2] ,wonende te [woonplaats] ,
1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer 3000256\CV EXPL 14-4819)
2.Het geding in hoger beroep
- de dagvaarding in hoger beroep;
- de memorie van grieven (met producties);
- de memorie van antwoord (met producties);
3.De beoordeling
- a) [appellant] was eigenaar van een aantal kapperszaken in Limburg en Noord-Brabant.
- b) [appellant] was geïnteresseerd in de overname en mogelijke doorstart van een kappersbedrijf genaamd "De Stadskappers", welk bedrijf kort tevoren was gefailleerd. Dit bedrijf had een aantal kapperszaken; een van die kapperszaken was gevestigd in een door "De Stadskappers" van [verhuurders] c.s. gehuurd pand aan de [adres 1] te [plaats] .
- c) [Advocaten] heeft in de persoon van [geïntimeerde 2] aan [appellant] adviezen gegeven inzake deze activatransactie c.q. doorstart. [geïntimeerde 2] heeft geadviseerd de over te nemen zaken niet onder te brengen in de eenmanszaak van [appellant] , maar daarvoor een besloten vennootschap op te richten.
- d) Op 21 januari 2012 heeft [geïntimeerde 2] aan [appellant] een e-mail gestuurd (productie 4 bij dagvaarding in eerste aanleg) waarin onder meer is opgenomen:
- e) [appellant] heeft op 2 februari 2012 aan [geïntimeerde 2] de vraag voorgelegd hoe de tenaamstelling zou moeten luiden voor de met [verhuurders] c.s. te sluiten huurovereenkomst.
- f) [geïntimeerde 2] heeft dezelfde dag per e-mail aan [appellant] laten weten dat huurder zou (moeten) zijn
- g) [appellant] heeft enige tijd later aan [geïntimeerde 2] een (concept-) huurovereenkomst toegezonden met betrekking tot [adres 1] te Roermond, met daarbij de vraag of [geïntimeerde 2] deze op inhoud zou willen beoordelen.
- h) Inzake deze huurovereenkomst heeft [geïntimeerde 2] bij e-mail van 21 maart 2012 (productie 5 bij dagvaarding in eerste aanleg) aan [appellant] geantwoord:
- i) Stadskappers en Shop BV is bij vonnis van de rechtbank Oost-Brabant d.d. 8 april 2013 failliet verklaard.
- j) Na het faillissement heeft [verhuurders] c.s. [appellant] aangesproken tot nakoming van de huurovereenkomst inzake het bedrijfspand aan de [adres 1] te [plaats] (brief de dato 22 april 2013, productie 5 bij de als productie 1 in deze vrijwaringszaak overgelegde dagvaarding in de hoofdzaak tussen [verhuurders] c.s. en [appellant] ).
- k) In de hoofdzaak tussen [verhuurders] c.s. en [appellant] heeft de kantonrechter in de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, bij vonnis van 22 april 2015 (productie 2 bij dagvaarding in hoger beroep) de tussen [verhuurders] c.s. en voor [appellant] bestaande huurovereenkomst inzake het pand [adres 1] te [plaats] ontbonden, en [appellant] onder meer veroordeeld aan [verhuurders] c.s. te betalen een bedrag van € 47.396, alsmede de maandelijkse huurprijs van € 4.793,60 vanaf 1 januari 2014, te indexeren vanaf 1 februari 2014, tot aan de datum van ontbinding, alsmede de op grond van artikel 18.2 van de toepasselijke algemene voorwaarden verschuldigde boeten van € 3.000 en € 300 per maand.
De grieven slagen. Het hof overweegt daartoe als volgt.
Daarnaast staat vast dat [appellant] daarna de concepthuurovereenkomst met [verhuurders] c.s. aan [geïntimeerde 2] heeft voorgelegd voor advies.
In die situatie moet het feit dat [geïntimeerde 2] in haar commentaar op die huurovereenkomst er niet op heeft gewezen dat [appellant] naast de op te richten vennootschap in privé aansprakelijk zou zijn voor de verplichtingen uit de huurkoopovereenkomst als een kunstfout worden aangemerkt. [geïntimeerde 2] was zich er immers van bewust (dat vloeide uit haar eigen advisering voort) dat het de bedoeling was dat door het oprichten van een vennootschap de persoonlijke aansprakelijkheid van [appellant] zoveel mogelijk zou worden beperkt, en dat was met de formulering in de concepthuurovereenkomst niet het geval. De omschrijving van de huurder in de concepthuurovereenkomst week bovendien af van het advies dat [geïntimeerde 2] daarover zelf aan [appellant] had gegeven.
Als redelijk handelend en redelijk bekwaam vakgenoot had [geïntimeerde 2] [appellant] erop moeten wijzen dat deze tenaamstelling niet strookte met de eerder gegeven adviezen over het oprichten van de vennootschap en de tenaamstelling van de huurovereenkomst. Weliswaar stellen [Advocaten] c.s. dat [geïntimeerde 2] aan haar zorgplicht heeft voldaan doordat zij [appellant] al bij aanvang van de opdracht in algemene zin heeft gewezen op het risico van persoonlijke aansprakelijkheid, maar juist omdat [geïntimeerde 2] dat advies had gegeven had zij [appellant] ervoor moeten waarschuwen dat de tenaamstelling van de huurovereenkomst niet strookte met dat advies.
[Advocaten] c.s. hebben in §3.4 van de memorie van antwoord nog opgemerkt dat [geïntimeerde 2] bij het ontvangen van de concepthuurovereenkomst ervan is uitgegaan "dat, gelet op haar eerdere e-mail met de exacte tenaamstelling, [appellant] in het kader van de onderhandelingen was overeengekomen om ook zelf als huurder opgenomen te worden", en dat [verhuurders] c.s. en [appellant] kennelijk zo besloten hadden.
Uit deze opmerking volgt dat [Advocaten] c.s. erkennen dat de huurovereenkomst op relevante wijze afweek van het advies van [geïntimeerde 2] . [Advocaten] c.s. hadden deze veronderstelling dan ook als redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot moeten verifiëren bij [appellant] en hadden er niet zonder nader onderzoek van mogen uitgaan dat [appellant] willens en wetens was afgeweken van haar advies.
Ook het feit dat [appellant] eerder huurovereenkomsten had afgesloten leidt niet tot een ander oordeel. [appellant] had nu juist [Advocaten] c.s. ingeschakeld om hem bij te staan bij dit soort juridische kwesties.
Het hof komt dan ook tot het oordeel dat [Advocaten] c.s. een beroepsfout heeft gemaakt waarvoor zij aansprakelijk is jegens [appellant] .
[appellant] heeft dit in de conclusie van repliek weersproken. Het vermoeden van [Advocaten] c.s. dat de gunstige onderhandelingspositie van [verhuurders] c.s. erin geresulteerd zou hebben dat [appellant] privé als contractspartij is opgenomen en dat deze daarvoor ook zou hebben gekozen is volgens hem onjuist. [verhuurders] c.s. heeft jegens [appellant] niet als voorwaarde gesteld dat [appellant] zich privé als contractspartij zou laten opnemen. Het was zeer wel denkbaar dat, als [geïntimeerde 2] [appellant] erop had gewezen dat de concepthuurovereenkomst hem mede huurder maakte, en [appellant] dit zou hebben doorgeleid naar [verhuurders] c.s., deze het medehuurderschap van [appellant] niet langer als voorwaarde zou hebben gesteld. Bovendien had [appellant] dan kunnen overwegen de huurovereenkomst niet in deze vorm of helemaal niet aan te gaan. Er was veel te huur tegen aantrekkelijke prijzen op goede locaties, aldus [appellant] .
Gelet op hetgeen is overwogen in rechtsoverweging 3.6 staat vast dat sprake is van een tekortkoming van [Advocaten] c.s. in haar advisering. Daarmee staat evenwel nog niet vast dat deze tekortkoming ertoe heeft geleid dat [appellant] een ongunstiger huurovereenkomst heeft gesloten dan wanneer [Advocaten] c.s. hem wel goed had geadviseerd. Beide partijen hebben met betrekking tot die vraag stellingen betrokken waarvoor wat te zeggen valt, maar noch de stellingen van [Advocaten] c.s., noch de stellingen van [appellant] wat dit betreft zijn zo evident dat moet worden aangenomen dat de huurovereenkomst na een juist advies wel respectievelijk niet zonder [appellant] in privé, maar overigens op gelijke voorwaarden gesloten zou zijn. Het is derhalve onzeker of de tekortkoming van [Advocaten] c.s. heeft geleid tot grotere schade, bestaande in een gebondenheid van [appellant] in privé jegens de verhuurder, dan bij uitblijven van de tekortkoming het geval zou zijn geweest. Wel staat vast dat [appellant] de kans op een betere uitkomst is onthouden door de tekortkoming van [Advocaten] c.s.
Het gaat hier derhalve om de vraag of een op zich vaststaande tekortkoming schade heeft veroorzaakt, waarbij die onzekerheid haar grond vindt in de omstandigheid dat niet kan worden vastgesteld of en in hoeverre in de hypothetische situatie dat de tekortkoming achterwege zou zijn gebleven, de kans op een gunstiger overeenkomst zich in werkelijkheid ook zou hebben gerealiseerd (vgl. HR 21 december 2012, NJ 2013/237). Voor dit soort gevallen heeft de Hoge Raad geoordeeld dat de rechter de schade moet vaststellen door het aan schadevergoeding toewijsbare bedrag te schatten.
Die kans schat het hof derhalve op 50%, zodat het hof de voor [appellant] ontstane schade die door [Advocaten] c.s. moet worden vergoed stelt op 50% van de totale schade (zoals vast te stellen in de hoofdprocedure tussen [appellant] en [verhuurders] c.s.).
[Advocaten] c.s. traden daarbij op als deskundig juridisch adviseur, die door [appellant] werden benaderd voor een op zijn specifieke situatie toegesneden advies. In een zodanige situatie dient de dienstverlener onder meer naar behoren onderzoek te doen naar de omstandigheden van het geval en de doelstellingen van de cliënt, en dat zij de cliënt dient te waarschuwen voor eventuele risico's die aan bepaalde constructies zijn verbonden. Deze plicht strekt mede ter bescherming van de cliënt tegen het gevaar van een gebrek aan kunde en inzicht. De dienstverlener heeft hierbij te gelden als professionele en bij uitstek deskundige dienstverlener, terwijl bij de cliënt doorgaans een zodanige professionaliteit en deskundigheid ontbreken. Dit brengt bovendien mee dat de cliënt in beginsel ervan mag uitgaan dat de dienstverlener die zorgplicht jegens hem naleeft.
Hieruit volgt dat [appellant] , nu [geïntimeerde 2] in haar door [appellant] gevraagde advies weliswaar commentaar had op de concepthuurovereenkomst maar niet op de omschrijving van de huurder daarin, er in beginsel niet op bedacht hoefde te zijn dat die omschrijving strijdig was met de doelstelling van het beperken van de risico's van eigen aansprakelijkheid, terwijl [appellant] er ook niet op bedacht hoefde te zijn dat de omschrijving in de huurovereenkomst afweek van het eerder gegeven advies.
mocht er juist op rekenen dat, nu door [geïntimeerde 2] over de omschrijving van de huurder geen opmerkingen werden gemaakt hoewel over die kwestie eerder door hemzelf aan [geïntimeerde 2] concrete vragen waren gesteld, de conceptovereenkomst wat dat betreft geen problemen bevatte.
Het hof merkt terzijde op dat voor een niet-jurist als [appellant] het verschil tussen het optreden als vertegenwoordiger
vaneen rechtspersoon (zoals opgenomen in het advies van [Advocaten] c.s.) en het optreden als zelfstandige contractspartij
naastde rechtspersoon geenszins zonder meer duidelijk hoefde te zijn.
In de gegeven omstandigheden ziet het hof dan ook geen grond voor medeschuld van [appellant] .
Als in het ongelijk gestelde partij zal het hof [Advocaten] c.s. in de kosten van het geding in hoger beroep veroordelen. Omdat in eerste aanleg beide partijen voor de helft in het gelijk worden gesteld zal het hof de kosten van de eerste aanleg compenseren.
Derhalve wordt beslist als volgt.