Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het middel
3.Slotsom
4.Beslissing
6 december 2016.
Hoge Raad
Op 6 december 2016 heeft de Hoge Raad der Nederlanden uitspraak gedaan in de zaak met nummer 15/02719, waarin het beroep in cassatie is ingesteld door de betrokkene tegen een uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 5 juni 2015. De zaak betreft een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. De Advocaat-Generaal A.J. Machielse heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot terugwijzing naar het Gerechtshof Amsterdam, zodat deze de zaak opnieuw kan berechten.
De Hoge Raad oordeelt dat de bestreden uitspraak niet de inhoud van de bewijsmiddelen bevat waaraan de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel is ontleend. De Hoge Raad herhaalt dat de uitspraak de bewijsmiddelen moet vermelden, inclusief de inhoud daarvan, voor zover deze relevant zijn voor de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel. In dit geval bevat de bestreden uitspraak geen toereikende vermelding van de bewijsmiddelen, waardoor de motivering van de uitspraak ontoereikend is.
De Hoge Raad vernietigt de bestreden uitspraak en wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Amsterdam, opdat deze op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan. Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en Y. Buruma, in bijzijn van de waarnemend griffier L. Nuy, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.