Uitspraak
wonende te [woonplaats],
wonende te [woonplaats],
gevestigd te [vestigingsplaats],
1.Het geding in feitelijke instanties
2.Het geding in cassatie
3.Beoordeling van het middel
4.Beslissing
6 maart 2015.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 6 maart 2015 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door verzoekers tot cassatie, [verzoeker] c.s., tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Het hof had op 9 oktober 2014 een arrest gewezen in een faillissementszaak, waarin het salaris van de curator werd vastgesteld. De verzoekers waren van mening dat er summierlijk bewijs was van hun vorderingen en dat het hof ten onrechte had geoordeeld. De Hoge Raad verwijst naar eerdere uitspraken en concludeert dat de klachten van de verzoekers niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad oordeelt dat de aangevoerde klachten geen nadere motivering behoeven, omdat ze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad verwerpt het cassatieberoep en veroordeelt de verzoekers in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van de verweerster op nihil zijn begroot. De uitspraak is openbaar gedaan door raadsheer G. de Groot.