ECLI:NL:HR:2016:2577

Hoge Raad

Datum uitspraak
11 november 2016
Publicatiedatum
11 november 2016
Zaaknummer
15/04198
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van faillietverklaring en de gevolgen voor handelingen van de curator

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 11 november 2016 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de vernietiging van een faillietverklaring. De eiseres, die op 20 augustus 2014 failliet was verklaard, had op 9 oktober 2014 de faillietverklaring in hoger beroep laten vernietigen. Echter, de curator had na deze vernietiging, maar vóór de aankondiging van de vernietiging volgens artikel 15 van de Faillissementswet, handelingen verricht die de eigendommen van de eiseres betroffen. De vraag die centraal stond was of deze handelingen verbindend waren voor de schuldenaar, in dit geval de eiseres.

De Hoge Raad oordeelde dat de handelingen van de curator, verricht na de vernietiging van de faillietverklaring maar vóór de in kracht van gewijsde gaan van deze vernietiging, geldig en verbindend blijven voor de schuldenaar. Dit oordeel is in lijn met artikel 13 van de Faillissementswet, dat bepaalt dat handelingen van de curator die zijn verricht vóór de vernietiging van de faillietverklaring geldig blijven. De Hoge Raad benadrukte het belang van rechtszekerheid en de noodzaak om te voorkomen dat schuldeisers benadeeld worden na een eventuele vernietiging van de faillietverklaring.

De Hoge Raad verwierp het beroep van de eiseres en oordeelde dat de curator terughoudend moet omgaan met zijn bevoegdheden in situaties waarin de faillietverklaring is vernietigd, maar deze vernietiging nog niet onherroepelijk is. De uitspraak van de Hoge Raad bevestigt de noodzaak van zorgvuldigheid bij de uitoefening van curatorbevoegdheden, vooral in het belang van de boedel en de betrokken partijen. De kosten van het geding in cassatie werden voor rekening van de eiseres gesteld.

Uitspraak

11 november 2016
Eerste Kamer
15/04198
LZ/AR
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[eiseres],
gevestigd te [vestigingsplaats],
EISERES tot cassatie,
advocaat: mr. H.J.W. Alt,
t e g e n
1. [verweerster 1],
gevestigd te [vestigingsplaats],
2. [verweerster 2],
gevestigd te [vestigingsplaats],
3. [verweerder 3],
wonende te [woonplaats],
4. [verweerder 4],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDERS in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiseres] en [verweerder] c.s.

1.Het geding in feitelijke instantie

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. het vonnis in de zaak C/08/163734/KG ZA 14-370 van de voorzieningenrechter in de rechtbank Overijssel van 21 november 2014;
b. het arrest in de zaak 200.161.046 van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 7 juli 2015.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen het arrest van het hof heeft [eiseres] beroep in cassatie ingesteld.
De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Tegen [verweerder] c.s. is verstek verleend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal T. Hartlief strekt tot verwerping.
De advocaat van [eiseres] heeft bij brief van 16 september 2016 op die conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van het middel
3.1
In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
(i) [eiseres] is op 20 augustus 2014 failliet verklaard. Op 9 oktober 2014 is de faillietverklaring in hoger beroep vernietigd. Het tegen die vernietiging gerichte cassatieberoep is verworpen bij arrest van de Hoge Raad van 6 maart 2015 (ECLI:NL:HR:2015:530).
(ii) Op of omstreeks 22 november 2014, derhalve na vernietiging van de faillietverklaring, heeft de curator van [eiseres] zaken die in eigendom toebehoorden aan [eiseres], verkocht en geleverd aan een derde.
3.2.1
In dit kort geding vordert [eiseres] afgifte van de haar in eigendom toebehorende zaken.
3.2.2
De voorzieningenrechter heeft [eiseres] niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering. Het hof heeft – voor zover in cassatie van belang - de vordering van [eiseres] afgewezen en daartoe overwogen als volgt:
″4.7 (...) Artikel 4 lid 5 Fw bepaalt dat het vonnis tot faillietverklaring bij voorraad op de minuut uitvoerbaar is niettegenstaande enige daartegen gerichte voorziening. Uitvoerbaar bij voorraad op de minuut houdt verband met de omstandigheid dat een faillissement, waardoor de schuldenaar het beheer en de beschikking over zijn vermogen verliest, meteen na de uitspraak werking behoort te hebben. De faillissementstoestand treedt met het uitspreken van het faillissement in en blijft ook bestaan na het instellen van een rechtsmiddel. Die rechtstoestand duurt voort totdat het vonnis van faillietverklaring is vernietigd en de uitspraak waarbij de faillietverklaring wordt vernietigd in kracht van gewijsde is gegaan(HR 22 oktober 1940, NJ 1941/431; Hof Leeuwarden 25 januari 1989, ECLI:NL:GHLEE:1989:AD0598 en Conclusie A-G 18 oktober 2013, CLI:NL:PHR:2013:985, onder 2.18).
4.8
Artikel 13 Fw bepaalt, voor zover hier van belang, dat, indien ten gevolge van verzet, hoger beroep of cassatie de faillietverklaring wordt vernietigd, handelingen van de curator, verricht vóór de vernietiging, geldig en verbindend voor de schuldenaar blijven. Nu de curator van [eiseres] de eigendommen van [eiseres] heeft verkocht en geleverd ná het arrest, waarbij het vonnis van faillietverklaring is vernietigd, maar vóór het in kracht van gewijsde gaan van dit arrest, is de vraag of [eiseres] daaraan is gebonden. Het hof is voorshands van oordeel dat dit het geval is. Hierbij wordt het stelsel van de Faillissementswet in acht genomen, evenals het belang van de rechtszekerheid en het belang te voorkomen dat na een eventuele vernietiging van het arrest, waarbij het vonnis van faillietverklaring is vernietigd, schuldeisers het nakijken hebben. Het woord “niettemin” in artikel 13 Fw duidt er naar het oordeel van het hof eveneens op dat handelingen die zijn verricht tijdens de faillissementstoestand als rechtsgeldig moeten worden aangemerkt ook al is het vonnis van faillietverklaring vernietigd en blijkt achteraf dat er geen faillissement was.″
3.3.1
Onderdeel 2.1 klaagt, zakelijk weergegeven, dat het hof heeft miskend dat de vernietiging van het faillissement in hoger beroep onmiddellijke werking heeft zodat de faillissementstoestand daarmee onmiddellijk wordt opgeheven om slechts te herleven indien en voor zover een rechtsmiddel daartegen slaagt.
3.3.2
De klacht faalt. Het oordeel van het hof strookt met de regel van art. 13 Fw dat handelingen van de curator die zijn verricht na vernietiging van het vonnis tot faillietverklaring, maar vóór of op de dag waarop aan het voorschrift tot aankondiging overeenkomstig art. 15 Fw is voldaan, voor de schuldenaar geldig en verbindend blijven (vgl. HR 22 oktober 1940, NJ 1941/431).
3.4
Opmerking verdient dat van een curator mag worden verwacht dat hij terughoudend gebruikmaakt van zijn bevoegdheden in een situatie als de onderhavige, waarin het vonnis tot faillietverklaring is vernietigd, maar deze vernietiging nog niet onherroepelijk is geworden (vgl. de parlementaire geschiedenis zoals vermeld in de conclusie van de Advocaat-Generaal onder 4.12). Uitoefening van een bevoegdheid met onomkeerbare gevolgen dient in beginsel te worden beperkt tot gevallen waarin deze in het belang is van de boedel en uitstel in de gegeven omstandigheden, gelet op alle betrokken belangen, niet kan worden geduld, zoals wanneer deze uitoefening noodzakelijk is voor de voortzetting van de onderneming van de schuldenaar.
3.5
De overige klachten van het middel kunnen evenmin tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu die klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
Veroordeelt [eiseres] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerder] c.s. begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.B. Bakels als voorzitter en de raadsheren A.H.T. Heisterkamp, M.V. Polak, C.E. du Perron en M.J. Kroeze, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot op
11 november 2016.